2V 6e ed. ch 2 révision

Révision chapitre 2
Deze herhaling bestaat uit 5 delen met elk 4 vragen : 
1. Vocabulaire
2. Verbes (-er) au présent 
3. L'adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
4. Écrire (phrases-clés)
5. Évaluation 


1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Révision chapitre 2
Deze herhaling bestaat uit 5 delen met elk 4 vragen : 
1. Vocabulaire
2. Verbes (-er) au présent 
3. L'adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
4. Écrire (phrases-clés)
5. Évaluation 


Slide 1 - Diapositive

1. Vocabulaire

Slide 2 - Diapositive

Choisis le bon mot :
Tu peux prendre ... ce samedi?
A
rendez-vous
B
le portable
C
écouter

Slide 3 - Quiz

Choisis le bon mot :
... est très beau!
A
changer
B
la pauvre
C
le paysage

Slide 4 - Quiz

Choisis le bon mot :
J'habite dans .... à Weesp.
A
une maison
B
le poisson
C
tout le monde

Slide 5 - Quiz

Choisis le bon mot :
Elle est sympa? Non, elle est ...
A
pénible
B
câline
C
active

Slide 6 - Quiz

2. Verbes au présent
Schrijf de goede vorm van het werkwoord op. 
Noteer alleen het werkwoord.

Slide 7 - Diapositive

Complète la phrase au présent :
Elle (habiter) où?

Slide 8 - Question ouverte

Complète la phrase au présent :
Mes amis (discuter) beaucoup!

Slide 9 - Question ouverte

Complète la phrase au présent :
Vous (aimer) les animaux?

Slide 10 - Question ouverte

Complète la phrase au présent :
Mes parents et moi (chanter) souvent ensemble.

Slide 11 - Question ouverte

3. l'adjectif
Voor deze opdrachten moet je de hele zin opschrijven. 
Let op de vorm en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord!

Slide 12 - Diapositive

Écris l'adjectif à la bonne place :
(grand) J'ai un .... frère ...

Slide 13 - Question ouverte

Écris l'adjectif à la bonne place :
(néerlandais) Je suis une ... fille ...

Slide 14 - Question ouverte

Traduis et écris l'adjectif à la bonne place :
(oud) J'ai un ... lapin ...

Slide 15 - Question ouverte

Traduis et écris l'adjectif à la bonne place :
(actief) Jeanne est une ... fille ...

Slide 16 - Question ouverte

4. écrire
Let op hoofdletters, accenten, vraagtekens enzovoorts!

Slide 17 - Diapositive

Traduis :
Heb jij een huisdier?

Slide 18 - Question ouverte

Traduis :
Ik woon in een flat.

Slide 19 - Question ouverte

Traduis :
Ik vind mijn slaapkamer leuk, hij is groot.

Slide 20 - Question ouverte

Traduis :
Wat doen jullie graag samen?

Slide 21 - Question ouverte

5. évaluation
Hoe denk je dat je de verschillende onderdelen hebt gemaakt?
Geef eerlijk antwoord op de vragen!
Straks gaan we nakijken: komt je gevoel overeen met de werkelijkheid?

Slide 22 - Diapositive

Hoe heb je de vragen over het vocabulaire gemaakt?
A
uitstekend
B
goed
C
redelijk
D
niet zo goed

Slide 23 - Quiz

Hoe heb je de vragen over de werkwoorden (le présent) gemaakt?
A
uitstekend
B
goed
C
redelijk
D
niet zo goed

Slide 24 - Quiz

Hoe heb je de vragen over het bijvoeglijk naamwoord (l'adjectif) gemaakt?
A
uitstekend
B
goed
C
redelijk
D
niet zo goed

Slide 25 - Quiz

Hoe heb je de vragen over de zinnen (les phrases-clés) gemaakt?
A
uitstekend
B
goed
C
redelijk
D
niet zo goed

Slide 26 - Quiz

Wat ga je nog doen om je optimaal voor te bereiden op de toets? Noteer zo precies mogelijk wat je gaat doen en hoe je dit gaat doen.

Slide 27 - Question ouverte

Einde herhaling
Te doen:
  •  Leren voor de toets. Neem de onderdelen door die je moeilijk vond. 
  • Vragen opschrijven die je nog aan mij wilt stellen voor de toets.
  • Aan de tâche werken.

Slide 28 - Diapositive