grammar U4

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Welcome m3

Unit 4

Aims

Practice for the test

* Past simple & past continuous

* First & second conditionals

* Words of unit 4 ( StudyGo )

Past simple & Past continuous

Twee vormen van verleden tijd:

- Past simple 

- Past continuous 

De past simple: gebruik 

PAST SIMPLE

Past simple

Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple 

The past simple eindigt vaak op -ed. 

Bevestigend	Ontkennend	Vragend
I played You played He/she/it played We played They played You played	I did not play You did not play He/she/it did not play We did not play They did not play You did not play	Did I play? Did you play? Did he/she/it play? Did we play? Did they play? Did you play?

Past Continuous

Past simple / past continuous

Past simple & Past continuous

Twee vormen van verleden tijd:

- Past simple 

- Past continuous 

Vorm van de past simple & past continuous

Past simple	Past continuous
OF: ww + (e)d	ALTIJD in 3 stappen
bv: walk - walked, dance - danced	1. verleden tijd van to be ( was of were )
OF: eigen vorm	2. ww
teach - taught, drive - drove, pay - paid	3. ing
	He was danc ing , they were talk ing , I was sleep ing

Gebruik van de past simple & past continuous

Past simple	Past continuous
Een gebeurtenis in het verleden met een duidelijk begin en einde.	Een gebeurtenis in het verleden die enige tijd duurde (aan-het-doen)
Yesterday I cooked dinner for my family.	I was reading a book (when.......)
This morning I went to the dentist.	She was visiting her grandmother (when...)

Past Simple / Past Continuous?


I ... (enjoy) the sun last Sunday.

1. enjoyed
2. have enjoyed
3. had enjoyed
4. had been enjoying

Past simple / Past Continuous
He .... (listen) to music when his mother ...(call) him

1. listened / was calling
2. were listening / called
3. is listening / calls
4. was listening / called

Past simple / Past continuous
I ....( break) my mirror while I ...( park) my car.

1. breaked / was parking
2. broke / was parking
3. broke / were parking
4. break / am parking.

past simple / past continuous
While I ...( study) my sister suddenly ( knock) on the door.

1. was studying / knocked
2. were studying / knocked
3. studied / knocked
4. studied / was knocking.

Past Simple <> Past Continuous
My friend ___ (to ring) me while I was watching TV.

1. were ringing
2. rang
3. rung
4. was ringing

past simple / past continuous

He ... (to do) the dishes while I was having a bath.

1. did
2. was doing
3. is doing
4. had been doing

ik begrijp de past simple/past continuous nu

😒🙁😐🙂😃

If - sentences (first conditional)

If you study well,

you will pass the test. 

Wanneer gebruik je de first conditional?

* Als er aan deze voorwaarde wordt voldaan, is de kans heel groot dat dit zal gebeuren.

Dus, als iets waarschijnlijk is om te gebeuren - nu of in de toekomst.

If - sentences (first conditional)

If you study well,

you will pass the test. 

voorwaarde

waarschijnlijk gevolg

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.

* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple

  study

If - sentences (first conditional)

If you study well,

you will pass the test. 

voorwaarde

waarschijnlijk gevolg

* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord

  will pass

If - sentences (first conditional)

If you study well,

you will pass the test. 

voorwaarde

waarschijnlijk gevolg

* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord

  will pass

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.

* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple

  study

If I ... (to have) enough money, I ... (to buy) new shoes.

1. have - will buy
2. will have - buy
3. have - buy
4. will have - will have

If I ... (to win) the lottery, I ... (to treat) myself with a new car.

1. will win - will treat
2. win - will treat
3. win - treat
4. will win - treat

I ... (to stay) home, if it ... (to rain)

1. stay - will rain
2. stay - rains
3. will stay - rains
4. will stay - will rain

If - sentences(second conditional)

If I won the lottery,

I would buy a bigger house.

voorwaarde

(onwaarschijnlijk)

waarschijnlijk gevolg

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.

* In dit zinsdeel gebruik je altijd de past simple

  won

If - sentences(second conditional)

If I won the lottery,

I would buy a bigger house.

voorwaarde

(onwaarschijnlijk)

waarschijnlijk gevolg

* In dit zinsdeel gebruik je altijd would + een werkwoord

  would buy

If - sentences(second conditional)

If I won the lottery

I would buy a bigger house.

voorwaarde

(onwaarschijnlijk)

waarschijnlijk gevolg

* In dit zinsdeel gebruik je altijd would + een werkwoord

  would buy

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.

* In dit zinsdeel gebruik je altijd de past simple

  won

If I ... (to be) the president, I ... (to take) better care of the homeless.

1. would be - would take
2. were - took
3. were - would take
4. would be - take

If England ... (have) better weather, it ... (be) the perfect place to live.

If we won the lottery, I ..... (be) very happy

If it .... (snow) tonight,
the coach will cancel the match

What do you know about the 1st and 2nd conditional?

StudyGo

Practice with the lists 

Link is in teams.