naamvallen 1-4 en pers vnw 1-4+ vz en ww

Willkommen!
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Willkommen!

Slide 1 - Diapositive

Lernziel

Am Ende der Stunde kannst du:

- je kan zeggen welke naamvallen er zijn

- je kan zeggen wat een naamval bepaalt

-je kan de naamvallen juist toepassen in een zin

Betreft opdrachten: 35, 36, 37, 38, 39 Kapitel 5

Slide 2 - Diapositive

Was wissen wir noch?

Slide 3 - Diapositive

De 4e naamval is welk zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
aanwijzend voorwerp

Slide 4 - Quiz

de 1e naamval is welk zinsdeel?
A
onderwerp
B
naamwoordelijk gezede
C
lijdenvoorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Wat is de 1e naamval mannelijk?

A
der
B
den
C
dem
D
des

Slide 6 - Quiz

de 4e naamval vrouwelijk?
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 7 - Quiz

het lidwoord -de-

der- voor mannelijke zaken- der Mann

die- voor vrouwelijke zaken- die Hausfrau

das- voor onzijdige zaken- das Fenster

die- voor meervoud zaken - die Autos


-Deze lidwoorden veranderen naar hun functie in de zin!

-Functies: onderwerp of een lijdend vw

Slide 8 - Diapositive

het lidwoord -ein-

Dit lidwoord verandert ook:

Voor mannelijke zaken      -ein Mann

Voor vrouwelijke zaken      -eine Frau

Voor onzijdige zaken                  -ein Mädchen

Voor zeken in het meervoud   -keine Autos

Ook dit verandert naar de functie in de zin!!

(zie schema)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Üben mit die DER-GRUPPE

Slide 11 - Diapositive

Wo finde ich hier (deze) ....Spiegel (m)?
A
diese
B
dieser
C
diesen
D
diesem

Slide 12 - Quiz

Kann man (alle) ..... Schmerzen (mv) bekämpfen?
A
aller
B
alle
C
allen
D
alles

Slide 13 - Quiz

(sommige) ..... Bundesländer (mv) sind vom Sturm schwer getroffen.
A
manche
B
manchen
C
jede
D
jeden

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

der Arzt hat sich (jouw).... Ohr (o) angeschaut.
A
mein
B
deiner
C
sein
D
dein

Slide 16 - Quiz

(mijn)... Katze(v) hat (jouw)... Baby (o) gekratzt.
A
mein, dein
B
meine, deine
C
meine, dein
D
mein, deine

Slide 17 - Quiz

(zijn)... Mutter hat (onze)... Sohn gerufen
A
sein, unsere
B
sein, die
C
seine, unserem
D
seine, unseren

Slide 18 - Quiz

Persoonlijk vnw

Deze verandert ook naar functie/ zinsdeel. (ond, lijdvw)

Binnen de zin ga je dus hier naar op zoek.

Dus wat is onderwerp wat is het lijdvw.

(Komt later het meewerkend. vw nog bij)

Slide 19 - Diapositive

voorzetsels en werkwoorden

Deze kunnen ook een naamval bepalen!!

de voorzetsel: durch, für, ohne, um, bis, entlang, gegen: +4e!

                     door, voor, zonder, om, tot, langs, tegen,


Dus kom je een voorzetsel tegen pas je de 4e naamval toe!

Ich laufe durch d.... Wald (m)

idem bij werkwoorden!

Slide 20 - Diapositive

Bekijk het schema goed.

Slide 21 - Diapositive

Hörst du.... (ik)?
A
mir
B
dich
C
mich

Slide 22 - Quiz

Bekijk het schema nog even weer.

Slide 23 - Diapositive

Sie verstehen ..... (jullie) nicht!
A
ihr
B
euch
C
sie

Slide 24 - Quiz

Ich wollte .... (hij) schon anrufen.
A
er
B
ihm
C
ihn
D
es

Slide 25 - Quiz

Voorzetsels bepalen ook de naamval!

durch, für, ohne, um, bis, entlang, gegen +4


Die Blumen sind für dich (jij)

Ohne ihn (hij) kann ich nicht leben!

Slide 26 - Diapositive

..... (ik) kann nicht ohne .... (jou)
A
ich, mich
B
ich, dich
C
es, ihn

Slide 27 - Quiz

.... (zij) hat .... (haar) gesehen.
A
Sie, Sie
B
sie, ihr
C
sie, sie

Slide 28 - Quiz

Gegen .... (haar) könnt ...... (jullie) nicht streiten.
A
Sie, ihr
B
sie, ihr
C
ihr, euch
D
ihr, ihr

Slide 29 - Quiz

Durch .... Wasser (o) kann .... (ik) nicht gehen
A
das, ich
B
den, dich
C
die, ich
D
den, ich

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Vidéo

Vragen?

Slide 32 - Diapositive

Evaluatie vragen.
Denk je de stof te beheersen?

Slide 33 - Diapositive

Welke naamvallen kende je?

Slide 34 - Carte mentale

E.... Frau hat d..... Junge gesehen!
A
ein- der
B
Eine- die
C
eine- den

Slide 35 - Quiz

D... Mann hat d... Mann geschlagen
A
der- der
B
der- den
C
die- der
D
das-der

Slide 36 - Quiz

E.... Frau gab d.... Kind (o) eine Rose.
A
eine- das
B
eine- den
C
ein- den
D
ein- die

Slide 37 - Quiz

D... Junge hat d... Kinder (mv) gesucht.
A
der- den
B
der- das
C
die- der
D
der- die

Slide 38 - Quiz

E.. Junge hat d... Mädchen geküsst!
A
ein- das
B
eine- das
C
ein- der
D
eine- das

Slide 39 - Quiz

Für ... (haar) ist das schwierig!
A
sie
B
ihn
C
es

Slide 40 - Quiz

volgende keer

Behandelen we de derde naamval!


Tschüss!

Slide 41 - Diapositive