Week 15 Examentraining H4 opgave 1

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Paragraaf 4.2 en 4.3

Wat is relatieve zeespiegelstijging?

1. De absolute zeespiegelstijging ten opzicht van NAP
2. De zeespiegelstijging ten opzichte van de dijkhoogte
3. De absolute zeespiegelstijging én de bodemdaling
4. De bodemdaling gecompenseerd door temperatuurverhoging

Leg uit hoe er in Nederland sprake kan zijn van verzilting.

Welk probleem ontstaat bij Noordwesterstorm?

1. De rivieren kunnen hun water niet afvoeren omdat de zeespiegelstand hoger is
2. Er ontstaat wateroverlast in de stedelijke gebieden omdat de riolering het water niet kan afvoeren
3. Het regent dan vaak heel hard in de bovenloop van onze grote rivieren
4. De rivieren treden buiten hun oevers en er dreigen dijkdoorbraken

De maas is een regenrivier, daarom is het regiem

1. regelmatig
2. onregelmatig

Hoe kan een land ervoor zorgen dat de vertragingstijd in hun deel van het stroomgebied langer wordt?

Aanpak examentraining

Blz 94-95 in het tekstboek

Blz 77 in het opdrachtenboek

Twee opdrachten gezamenlijk (klassikaal)

Vier opgaven in groepen uiteen: in tweetallen (klas en online).

Vraag 1

Wat hebben de delen van de de stroomgebieden van Rijn en Maas met een neerslagsom van meer dan 1200 mm gemeen.

Geef een verklaring voor de hoge neerslagcijfers (bron 14) in het stroomgebied van de Rijn. 

Gebruik het woord "stuwingsregens".

Wat hebben de delen van de de stroomgebieden van Rijn en Maas met een neerslagsom van meer dan 1200 mm gemeen.
Geef een verklaring voor de hoge neerslagcijfers (bron 14) in het stroomgebied van de Rijn.
Gebruik het woord "stuwingsregens".

Let op

Het antwoordblad van de methode klopt bij deze vraag niet. 

De antwoorden staan in onjuiste volgorde, blijf dus altijd zelf ook nadenken.

Vraag 2 traject 1: Bereken het verhang.
De bron ligt op 400 meter hoogte. Na 660 km stroomt de Maas op 45 meter langs Maastricht.

1. Verhang = 355 meter
2. Verhang = 0.54 m/km
3. Verhang = 660 km
4. Verhang = 1.85 km/m

Verhang berekenen

Verval (hoogte verschil tussen twee plaatsen): 400-45 = 355 m

delen door

afstand die de rivier aflegt (= lengte van de rivier): 660 km

Antwoord: 0.54 m/km

Vraag 2 traject 2: Bereken het verhang.
Na Maastricht (45 meter hoogte) stroomt de Maas nog 240 km verder naar de monding.

1. Je hebt te weinig informatie om het verhang te berekenen.
2. Verhang = 1.90 m/km
3. Verhang = 5.3 m/km
4. Verhang = 0.19 m/km

JUIST

ONJUIST

De erosieve kracht van de Maas is in traject 1 groter dan in traject 2.

De stroomsnelheid van de Maas is in traject 1 groter dan in traject 2.

Het debiet van de Maas is in traject 1 groter dan in traject 2.

Het verhang van de Maas is in traject 1 groter dan in traject 2.

In groepen uiteen

Karien maakt groepen aan online.

Jullie gaan nu de opgaven 3 t/m 6 maken.

Neem 15 minuten de tijd.

De antwoorden doen we klassikaal weer, dus noteer ze in je schrift!

Nakijken

Vraag 3

Benedenloop

Aanwijzingen hiervoor: 

• uiterwaarden, 
• meanders met overduidelijk sedimentatie

Vraag 4: hoe bevorderen de kribben de bevaarbaarheid? (in 3 stappen)

Waarom is het moeilijk om in NL overstromingsgebieden te vinden?

Vraag 6

Stel dat de uiterwaarden worden verlaagd, wat voor effect heeft dat op het regiem?

Antwoord

Het regiem wordt hierdoor regelmatiger omdat het water langer wordt vastgehouden/meer ruimte krijgt waardoor de piekafvoer afgevlakt wordt.