A2_1
1 / 10
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Gisteravond heb ik eten ...
A
besteld
B
begrepen
C
begonnen
D
bezocht
Slide 2 - Quiz
perfectum, maak af
Hij ... naar de bioscoop ...
A
bent, gegaan
B
heeft, gekeken
C
is, gegaan
D
hebt, gekeken
Slide 3 - Quiz
perfectum, maak af
Wat is dit?
A
de krant
B
het magazijn
C
het tijdschrift
D
het papier
Slide 4 - Quiz
wat is dit? (afbeelding)
Na mijn werk ga ik naar de supermarkt
(...) ga ik naar huis.
- 3 goede antwoorden!-
(...) ga ik naar huis.
- 3 goede antwoorden!-
A
(...) = en dan
B
(...) = en toen
C
(...) = en daarna
D
(...) = en vervolgens
Slide 5 - Quiz
wat hoort erbij?
Hoeveel inwoners heeft Amsterdam?
A
bijna 800.000
B
ruim 900.000
C
ruim 1 miljoen
D
bijna 1,5 miljoen
Slide 6 - Quiz
kennis mbt Amsterdam/Nederland
Wat doet deze man?
A
Hij staat schoon te maken
B
Hij staat te dweilen
C
Hij staat te strijken
D
Hij staat af te wassen
Slide 7 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Het is tien over negen.
De les is bijna ...
De les is bijna ...
A
afgemaakt
B
afgelopen
C
afgewassen
D
afgestudeerd
Slide 8 - Quiz
prepositie
Wat is dit?
A
de televisiebediening
B
de zenderveranderaar
C
de zenderzapperaar
D
de afstandsbediening
Slide 9 - Quiz
Wat is dit? (afbeelding)
Ik ga naar de les Amsterdam...
(gebruik om...te + inf)
(gebruik om...te + inf)
Slide 10 - Question ouverte
Grammatica
