Niveau 3/4 selftest

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

Lesson 5

Next week is exam time!

What are we going to do today?

- Revising vocab 1.3 & 1.4

- Grammar

- Self test

VOCAB

Study 1.3 and 1.4

15 minutes to study this

Socrative.com

VISSER9655

What grammar did we practice?

Grammar

- Demonstrative pronouns

- Comparisons

- Relative pronouns

- Interrogative pronouns

Aanwijzende voornaamwoorden

Interrogative pronouns

- Which als je iemand vraagt om te kiezen uit bepaalde dingen

- What vraagt naar mensen of dingen in het algemeen

 WHERE - Waar

WHO - wie (personen)

WHY - Waarom

HOW - hoe

BREAK

Relative pronouns

- WHO/THAT bij personen

- WHICH/THAT bij dieren en dingen

- WHOSE geef je bezit aan

https://www.teach-this.com/images/resources/whats-the-word.pdf 

This/these is voor.....

1. Dichtbij
2. Verweg

More gebruik je bij...

1. Woorden met 1 lettergreep
2. Woorden met 2 of meer lettergrepen

Who gebruik je bij....

1. Personen
2. Dingen
3. Dieren
4. Bij alle drie

That gebruik je bij....

1. Personen
2. Dieren
3. Dingen
4. Bij allle drie

When gebruik je bij

1. Plaats
2. Tijd
3. Nooit

Voor waarom gebruik je

1. Which
2. Who
3. How
4. Why

Om iemand te laten kiezen uit een beperkt aantal dingen gebruik je

1. Who
2. What
3. How
4. Which