2.3 De sociale kwestie

1 / 27
suivant
Slide 1: Vidéo
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Burgers en stoommachines

De Sociale Kwestie

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen wat de sociale kwestie is

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Leervragen
  • 1. Ik kan de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders tijdens de industriële revolutie beschrijven

  • 2. Ik kan verklaren waarom er kinderarbeid was

  • 3. Ik kan de rol van vakbonden in de sociale kwestie beschrijven

  • 4. Ik kan verschillende veranderingen door de sociale wetten noemen en uitleggen waarom fabriekseigenaren hiermee instemden

Slide 5 - Diapositive

Welk wereldrijk?

Slide 6 - Diapositive

Wat was 1 van de belangrijkste uitvindingen van de industriële revolutie?
A
De ploeg
B
De stoommachine
C
De dienstensector
D
De computer

Slide 7 - Quiz

Welk begrip hoort bij de volgende betekenis:

"Ingrijpende verandering in de productie, waarbij handarbeid werd vervangen door machines."
A
Kapitalisme
B
Handnijverheid
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 8 - Quiz

Naast de industriële revolutie vond er nog een revolutie plaats welke was dit?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • Een kwestie is een probleem

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 10 - Diapositive

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 11 - Diapositive

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Aantekeningen

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Hulp aan armen in de 19e eeuw

  • Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
  • Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
  • Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
  • Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
  • Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, je netjes gedragendankbaar zijn en naar de kerk gaan.

Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.

Slide 16 - Diapositive

Rol van de overheid



  • De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij   zagen het niet als hun taak.
  • Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet   verplicht en het geld was beperkt: op was op.

De Goudsbloemgracht in de Amsterdamse wijk Jordaan uit 1850. Het is eigenlijk helemaal geen gracht, maar een sloot met aan beide kanten zeer slechte woningen. De hygiëne was slecht. Er was geen schoon drinkwater, geen riool, geen wc's. Regenwater werd verzameld in tonnen.

Slide 17 - Diapositive

Sociale Kwestie

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar. Het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
  • De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en  stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Vakbonden
  • Arbeiders werken samen om sterk te staan.

  • Vakbond = een verzekering

  • Eisen stellen en staken

  • Opkomst rond 1860 

Slide 20 - Diapositive

Langzaam verandert iets...                      

  • Angst voor stakingen en rellen
  • Oprichting vakbonden.
  • Een sociale wet is het kinderwetje van Houten in 1874 

  • Eerste goed werkende sociale wetten vanaf 1900
  • Leerplichtwet (1900), Woningwet (1901)

Hoewel de dreiging van een échte revolutie in Nederland uitbleef, zat de schrik er bij regeringen van andere landen goed in na de Russische Revolutie van 1917.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Verbeteringen
  1. Er kwamen kortere werkdagen en hogere lonen.
  2. Er kwamen veiligheidswetten voor in de fabrieken.
  3. Er kwamen uitkeringen voor mensen die werkloos of arbeidsongeschikt werden.
  4. Er kwamen woningwetten waardoor er betere arbeiderswoningen werden gebouwd.
  5. Er kwamen ondergrondse riolen in plaats van de bovengrondse.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Aantekeningen
+ maken huiswerk

Slide 25 - Diapositive

Wat vond ik van deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

Slide 27 - Vidéo