Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
Burgers en stoommachines
De Sociale Kwestie
Slide 2 - Diapositive
Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen wat de sociale kwestie is
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Leervragen
1. Ik kan de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders tijdens de industriële revolutie beschrijven
2. Ik kan verklaren waarom er kinderarbeid was
3. Ik kan de rol van vakbonden in de sociale kwestie beschrijven
4. Ik kan verschillende veranderingen door de sociale wetten noemen en uitleggen waarom fabriekseigenaren hiermee instemden
Slide 5 - Diapositive
Welk wereldrijk?
Slide 6 - Diapositive
Wat was 1 van de belangrijkste uitvindingen van de industriële revolutie?
A
De ploeg
B
De stoommachine
C
De dienstensector
D
De computer
Slide 7 - Quiz
Welk begrip hoort bij de volgende betekenis:
"Ingrijpende verandering in de productie, waarbij handarbeid werd vervangen door machines."
A
Kapitalisme
B
Handnijverheid
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 8 - Quiz
Naast de industriële revolutie vond er nog een revolutie plaats welke was dit?
Slide 9 - Question ouverte
Wat is de Sociale Kwestie?
Een kwestie is een probleem
De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.
Eind 19e eeuw.
Vooral in de steden.
Slide 10 - Diapositive
Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)
Slide 11 - Diapositive
Wat is de Sociale Kwestie?
‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’
Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen
Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Aantekeningen
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Hulp aan armen in de 19e eeuw
Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodighebben, jenetjes gedragen, dankbaarzijn en naar dekerk gaan.
Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.
Slide 16 - Diapositive
Rol van de overheid
De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet verplicht en het geld was beperkt: op was op.
De Goudsbloemgracht in de Amsterdamse wijk Jordaan uit 1850. Het is eigenlijk helemaal geen gracht, maar een sloot met aan beide kanten zeer slechte woningen. De hygiëne was slecht. Er was geen schoon drinkwater, geen riool, geen wc's. Regenwater werd verzameld in tonnen.
Slide 17 - Diapositive
Sociale Kwestie
De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar. Het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Vakbonden
Arbeiders werken samen om sterk te staan.
Vakbond = een verzekering
Eisen stellen en staken
Opkomst rond 1860
Slide 20 - Diapositive
Langzaam verandert iets...
Angst voor stakingen en rellen
Oprichting vakbonden.
Een sociale wet is het kinderwetje van Houten in 1874
Eerste goed werkende sociale wetten vanaf 1900
Leerplichtwet (1900), Woningwet (1901)
Hoewel de dreiging van een échte revolutie in Nederland uitbleef, zat de schrik er bij regeringen van andere landen goed in na de Russische Revolutie van 1917.
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Vidéo
Verbeteringen
Er kwamen kortere werkdagen en hogere lonen.
Er kwamen veiligheidswetten voor in de fabrieken.
Er kwamen uitkeringen voor mensen die werkloos of arbeidsongeschikt werden.
Er kwamen woningwetten waardoor er betere arbeiderswoningen werden gebouwd.
Er kwamen ondergrondse riolen in plaats van de bovengrondse.