220210 CVRM 2.3

Les KZD 03-02-22
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BSPMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Les KZD 03-02-22

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Je weet welke gnm vaak bij angina pectoris worden gebruikt en waarom 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even herhaling
Welke gnm worden gebruikt bij hartfalen?

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Gnm bij hartfalen
  • RAS-remmen; ACE-remmer  of ARB (angiotensine receptor blokker)
  • Evt met lisdiuretica bij vochtretentie
  • Evt lage dosis Beta-blokker of aldosteronantagonist 
  • Cardioloog kan ook nog digoxine toevoegen

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is angina pectoris?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke klachten krijg je bij angina pectoris?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke gnm worden er gebruikt bij angina pectoris?

Slide 9 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat moet er bij 4 staan?
A
ACE
B
Angiotensine I
C
Angiotensine II
D
Angiotensinogeen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 4. Een man van 55 jaar heeft al een enige tijd last van kortademigheid, een verminderd inspanningsvermogen, vermoeidheid en perifeer oedeem. In het dossier is te zien dat de patiënt slechtziend is. Recent heeft de patiënt de diagnose hartfalen gekregen en wordt hij behandeld met onder meer de volgende geneesmiddelen: furosemide, enalapril en metoprolol (zie medicatieoverzicht in bijlage 7.2).
Welke aandachtspunten zijn er belangrijk voor deze patiënt?

Slide 20 - Carte mentale

Reageer met woorden en vertel wat je aan het doen bent.
Noem de naam van de patiënt als je de patiënt aanspreekt.
Vermijd woorden als “hier” en “daar”.
Laat weten als je weggaat, zodat de patiënt niet tegen zichzelf praat.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

b)De patiënt heeft de diagnose hartfalen gekregen. Wat wordt er verstaan onder hartfalen?

Slide 22 - Question ouverte

Hartfalen is een complex van klachten en verschijnselen bij een structurele of functionele afwijking van het hart die leiden tot een tekortschietende pompfunctie van het hart.

c. Wat zijn de hoofddoelen van de behandeling bij hartfalen?

Slide 23 - Carte mentale

Het reduceren van mortaliteit.
Het reduceren van het risico op ziekenhuisopname voor hartfalen.
Het verbeteren van klachten en kwaliteit van leven.

d) Wat is de werking van de geneesmiddelen en tot welke geneesmiddelgroepen behoren ze?
  1. Furosemide
  2. Enalapril
  3. Metoprolol 

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

e. Een vaak voorkomende bijwerking van diuretica is hypokaliëmie. Welke klachten kunnen er ontstaan als de patiënt te weinig kaliumionen heeft?

Slide 26 - Carte mentale

Oorzaak: diureticum (furosemide).
Klachten: spierzwakte, spierkramp of spierpijn meestal het eerst in de bovenbenen en armen, ernstige vermoeidheid, hartkloppingen, hartritmestoornissen, misselijkheid en heftige buikklachten.

Noem een geneesmiddelgroep en geneesmiddel die gegeven kan worden om deze bijwerking te voorkomen.

Slide 27 - Carte mentale

Oplossing: verhoog de dosering ACE-remmer of AII-antagonist, voeg aldosteronantagonist (spironolacton of eplerenon) toe of K sparend diureticum of Kaliumzout 

f)Welk geneesmiddel is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de duizeligheid?

Slide 28 - Question ouverte

Geneesmiddelen die befaamd zijn voor het
Metoprolol,
furosemide,
enalapril.

g) Waarom zorgt het geneesmiddel voor duizeligheid ?
A
Door hypokalieme
B
Door hypotensie
C
Door hypertensie
D
Door hyperkaliemie

Slide 29 - Quiz

Het komt door een daling in de bloeddruk. Dit gaat in het algemeen over als uw lichaam zich heeft ingesteld op de lagere bloeddruk (binnen enkele dagen tot weken).
metoprolol en furosemide zorgen ook voor orthostatische hypotensie

h)Welk advies kan je meegeven aan de patiënt?

Slide 30 - Question ouverte

Als u zich duizelig voelt, sta dan niet te snel op uit bed of van een stoel. U kunt dan het best even liggen en de benen wat hoger leggen, bijvoorbeeld op een kussen.

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

j) Wat zou je van de patiënt willen weten wat betreft het gebruik?

Slide 32 - Question ouverte

Op welk moment van de dag de patiënt de furosemide inneemt.

k)Welk advies geef je mee aan de patiënt?

Slide 33 - Question ouverte

Vanaf een half uur tot ongeveer 8 uur na inname moet u meer of vaker plassen. Moet u veel plassen op onhandige momenten? Dan kunt het tijdstip van inname aanpassen. Neem furosemide niet later in dan 17.00 uur. Anders moet u 's nachts vaak opstaan om te plassen.

l) Wat is de werking van ibuprofen en tot welk geneesmiddelgroep behoort het?

Slide 34 - Question ouverte

Ibuprofen is een NSAID.
Bij het pijnproces spelen prostaglandinen een belangrijke rol. Prostaglandinen zijn stoffen in het lichaam worden gevormd. Ze hebben een belangrijke functie bij het ontstaan van pijnprikkels en het doorgeven van die prikkels aan het centraal zenuwstelsel. De pijnprikkel wordt via zenuwen doorgegeven aan het ruggenmerg en van daaruit verplaatst de prikkel zich naar de hersenen. In de hersenen wordt de prikkel herkend als pijn. NSAID’s remmen de aanmaak van prostaglandine, waardoor de pijnprikkel wordt verminderd. Ze hebben een ontstekingsremmende en/of koortsdempende werking.

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

m) Je besluit geen ibuprofen mee te geven aan de patiënt. Waarom wordt het niet afgeleverd en welk geneesmiddel in de handverkoop adviseer je de patiënt te gebruiken?

Slide 37 - Question ouverte

Vermijd bij hartfalen zoveel mogelijk het gebruik van NSAID’s. Paracetamol adviseren, want meneer heeft nog niets geprobeerd.
Achtergrond: NSAID’s kunnen een negatief effect hebben op het beloop van hartfalen doordat ze de synthese van renale prostaglandines remmen, met name van prostaglandine E2 en prostaglandine I2. De prostaglandines hebben vaatverwijdende eigenschappen en zodoende een gunstig effect op de renale perfusie. Bij hartfalen kan de renale perfusie verminderd zijn en daardoor neemt de productie van prostaglandines toe. Hierdoor blijft een adequate nierdoorbloeding gehandhaafd. Daarnaast remmen prostaglandines de renale reabsorptie van water en natrium. Tevens kunnen NSAID’s de werking van diuretica en RAAS-remmers nadelig beïnvloeden.)

Wat ben je met deze opdracht te weten gekomen?

Slide 38 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk CVRM 2.4

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions