Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
CRIMINALITEIT
H4. Nederland is een rechtsstaat
Slide 1 - Diapositive
Hoe was jullie vakantie?
Wat weten we nog van vorige hoofdstukken?
Samen opdrachten bespreken / maken van H3.
Waar gaat H4 over?
Welkom!
Slide 2 - Diapositive
Wat is een misdrijf?
A
Wildplassen.
B
Op de fiets zonder licht in het donker fietsen.
C
Zonder te betalen in de tram zitten.
D
Een krat bier uit de supermarkt stelen.
Slide 3 - Quiz
Wat is criminaliteit? (Definitie)
A
Onfatsoenlijk gedrag
B
Overtredingen
C
Door de wet strafbaar gesteld gedrag
D
Misdrijven
Slide 4 - Quiz
Na een overval op onze school durft Klaas niet meer naar school. Dit is een voorbeeld van:
A
Immateriële gevolgen van criminaliteit
B
Materiele gevolgen van criminaliteit
Slide 5 - Quiz
welk onderzoek is betrouwbaarder
A
slachtofferenquête
B
daderenquête
Slide 6 - Quiz
wie of wat bepaalt wat de hoogte van een straf voor een misdrijf moet zijn?
A
de rechter
B
Officier van Justitie
C
de Tweede Kamer
D
wetboek van strafrecht
Slide 7 - Quiz
Wat is GEEN reden dat politiestatistieken niet volledig zijn:
A
sommige delicten worden niet ontdekt (moeilijk op te sporen)
B
Aangiftebereidheid, soms durven mensen niet.
C
Er wordt geen aandacht aan gegeven vanuit de media
D
Selectieve opsporing, agenten lopen niet overal evenveel.
Slide 8 - Quiz
Wie meer risico lopen op strafbaar gedrag is bekend, maar waarom plegen mensen strafbare feiten? Er zijn zes verschillende theorieën over te vinden:
Aangeleerd gedragstheorie
Anomietheorie
Bindingstheorie
Rationele-keuzetheorie
Etikettentheorie
Neutraliseringstheorie
Theorieën over crimineel gedrag
Slide 9 - Diapositive
Yusuf heeft een leuke vriendin en hij heeft fijne vrienden in de klas. Yusuf wil het graag goed doen op school zodat hij een baan kan vinden en kan samenwonen. Criminele dingen doen komt niet in zijn hoofd op.
Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Rationele-keuze theorie
B
Bindingstheorie
C
Anomietheorie
D
Neutraliseringstheorie
Slide 10 - Quiz
Het lukt Bart niet om een opleiding af te ronden. Zijn vrienden is het wel gelukt, zij hebben een baan en kopen een auto en een huis. Bart heeft geen geld hiervoor. Een kennis vraagt of hij voor veel geld een zak xtc wil verkopen. Hij gaat akkoord.
Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Anomietheorie
B
Etikettentheorie
C
Bindingstheorie
D
Aangeleerd gedragstheorie
Slide 11 - Quiz
Willem heeft in de gevangenis gezeten. Als hij terugkomt, merkt hij dat zijn buren hem niet vertrouwen. Zijn vrienden en familie willen hem niet meer zien. Hij heeft wel nog vrienden uit de gevangenis. Zij halen hem over tot een gewapende overval.
Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Bindingstheorie
B
Etikettentheorie
C
Rationele-keuze theorie
D
Aangeleerd gedragstheorie
Slide 12 - Quiz
Samija jat soms dure kleding uit de winkel. Maar in de meeste winkels hangen nu camera’s, en het personeel let steeds beter op. Ze besluit dat de kans te groot is dat ze wordt gepakt, en ze stopt.
Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Neutraliseringstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Aangeleerd gedragstheorie
D
Anomietheorie
Slide 13 - Quiz
Diégo hangt vaak met vrienden op straat. Ze trappen fietsen kapot, gooien stenen naar auto’s en bekladden de muren. Geinig, toch? Diégo heeft niet het idee dat het écht zijn schuld is dat ze dit doen, maar hij doet wel altijd mee.
Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Neutraliseringstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Aangeleerd gedragstheorie
D
Anomietheorie
Slide 14 - Quiz
Als de vader van Jan boos is, geeft hij de moeder van Jan wel eens een klap. Jan leert hierdoor niet hoe hij goed met woede kan omgaan. Als hij boos is, gaat hij slaan en vechten.
Welke theorie over criminaliteit past hierbij?
A
Anomietheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Aangeleerd gedragstheorie
D
Bindingstheorie
Slide 15 - Quiz
CRIMINALITEIT
H4. Nederland is een rechtsstaat
Slide 16 - Diapositive
- Wat is een rechtsstaat?
- Hoe wordt de macht van de overheid beperkt?
- De begrippen: rechtshandhaving, rechtsbescherming, rechtsgelijkheid en het legaliteitsbeginsel.
Leerdoelen
Slide 17 - Diapositive
Nederland is een rechtsstaat, een land waar de rechten en plichten van de burgers en de overheid in de wet zijn vastgelegd. Hier heeft de overheid twee belangrijke taken:
Zij zorgen voor rust en orde in de samenleving, overtreed je de wet? Moet de overheid optreden! Dit noemen we rechtshandhaving: handhaven van de rechtsorde.
Zij zorgen dat de rechten van burgers worden beschermd, dit noemen we rechtsbescherming: burgers worden door de grondwet beschermd tegen een te grote overheidsmacht en tegen willekeur door de overheid.
De Rechtsstaat
Slide 18 - Diapositive
Een rechtsstaat heeft vier kenmerken:
De grondwet / grondrechten: macht van de overheid beperkt.
Scheiding der machten: niet alle macht voor één groep.
Rechtsgelijkheid: iedereen gelijk voor de wet.
Het legaliteitsbeginsel: alles moet gebaseerd zijn op een wet.
De kern van de vier kenmerken van de rechtsstaat? De burgers worden beschermd tegen teveel macht van de overheid, politici en burgers mogen niet zomaar doen wat ze willen.
De Rechtsstaat
Slide 19 - Diapositive
1. Uit welk jaar dateert de eerste Wet computercriminaliteit?
2. Voor de eerste wet werd er al gefraudeerd via het internet.
Waarom konden deze internetcriminelen geen straf krijgen?
De Wet computercriminaliteit III sluit aan bij de snelle ontwikkelingen van de technologie, het internet en de computercriminaliteit en zet de lijn voort die is ingezet met de Wet computercriminaliteit I (1993) en de Wet computercriminaliteit II (2006).
Bron: Nederlands Juristenblad, 2018
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
In het artikel wordt duidelijk dat mensen soms worden aangehouden vanwege hun huidskleur of afkomst. Dit gaat tegen het principe van rechtsgelijkheid in, dit betekent namelijk dat: elke burger erop kan vertrouwen dat hij/zij niet anders zal worden behandeld of bestraft dan anderen.
Toch worden sommige groepen mensen op basis van afkomst of maatschappelijke positie anders behandeld door politie en justitie. Dit noemen we: klassenjustitie.
Elke burger heeft recht op rechtszekerheid: de zekerheid dat je wordt behandeld volgens de wet. Je kunt dus alléén ergens voor gestraft worden, als in de wet staat dat je daarvoor gestraft kunt worden
Iedereen is het er mee eens: de overheid moet zorgen dat burgers veilig zijn en dat misdadigers gestraft worden. Dit noemen we ook wel rechtshandhaving.
Maar dit betekent niet dat de overheid alles mag doen wat ze willen, burgers hebben rechten, zoals het recht op privacy, een onafhankelijke rechter en huisvrede. Politie mag niet zomaar fouilleren en een rechter moet voldoende bewijs hebben. Dit noemen we rechtsbescherming: we worden beschermd tegen een te grote macht van de overheid.
Maar soms botsen deze twee taken met elkaar.
Rechtsbescherming/handhaving
Slide 30 - Diapositive
Mag de politie iemands internet geschiedenis bekijken? Tegenwoordig kan je aangehouden worden als je op internet zoekt naar informatie voor het maken van een bom.
De anti-terreurwet staat toe dat privacy eventueel geschonden mag worden om terrorisme te bestrijden.
In dit geval lijken de rechten van de burger dan even minder belangrijk, de vraag is dan: hoeveel privacy willen we inleveren voor een veilige samenleving?
Dit noemen we het dilemma van de rechtsstaat.
Het dilemma
Slide 31 - Diapositive
Uit onderzoek blijkt dat de maatschappelijke positie en afkomst van een verdachte nog steeds een rol kunnen spelen in het strafproces, ook wel klassenjustitie genoemd.
Voor deze ongelijke behandeling zijn verschillende oorzaken te noemen;
Politie, OvJ's en rechters kunnen vooroordelen hebben (etnisch profileren).
Er is een grotere pakkans (winkeldieven pak je sneller dan fraudeurs).
Mensen met een migratie-achtergrond worden naar verhouding zwaarder gestraft.
Een gebrek aan kennis over de achtergrond van de jongeren speelt een rol.
Verschillen in inkomen, opleiding, scholing en cultuur (verdediging).