Examentraining

Bonjour 
tout le monde
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Bonjour 
tout le monde

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Examentraining
- Tips en tricks.
- Soorten vragen
- Signaalwoorden 
- 10 min pauze
- Maken 100 min oefenexamen met tussendoor reflectie op tijdsmanagement.
- 10 min pauze
- Nakijken en reflecteren van oefenexamen

+- 50 min
100 min
+- 30 min

Slide 3 - Diapositive

Wat wil het CITO?
  • Grote lijn van het verhaal kunnen volgen
  • Signaalwoorden herkennen en tekstverbanden analyseren
  • Mening van "experts" begrijpen
  • Positieve/negatieve woorden van elkaar onderscheiden
  • Voorbeelden/tegenstelling herkennen
  • Foute antwoorden herkennen


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

(1)

Slide 6 - Diapositive

(2)

Slide 7 - Diapositive

Important!!! Signaalwoorden!!!

Slide 8 - Diapositive

Wat is de functie van het signaalwoord:

malgré

A
uitbreiding / opsomming
B
tegenstelling
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 9 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord:

ensuite

A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 10 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord:

au contraire

A
uitbreiding / opsomming
B
tegenstelling
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 11 - Quiz

Traduis les connecteurs
ook
ten eerste
inderdaad
ongetwijfeld
zelfs
dus
également
d'abord
en effet
sans aucun doute
même
donc

Slide 12 - Question de remorquage

Als antwoord op een "toon-vraag": welk antwoord is niet negatief?
A
Deçu
B
Rassurant
C
Mépris
D
Fâché

Slide 13 - Quiz

Welke toon is niet positief?
A
Admirateur
B
Convaincu
C
Fier
D
Chagrin

Slide 14 - Quiz

Welke toon is niet negatief?
A
Méfiance
B
Honte
C
Regret
D
Espoir

Slide 15 - Quiz

Welke toon is niet positief?
A
Persévérance
B
Inquiet
C
Juste
D
Approbateur

Slide 16 - Quiz

(3)

Slide 17 - Diapositive

(4/4)

Slide 18 - Diapositive

Verschillende soorten vragen en hun aanpak
- lange tekst 1e vraag
- hoofdlijn/waar gaat de alinea over?
- open vragen
- beweringvragen
- gatentekst/invulvragen

Slide 19 - Diapositive

expertmethode: soorten vragen
- lange tekst 1e vraag
- hoofdlijn/waar gaat de alinea over?
- open vragen
- beweringvragen
- gatentekst/invulvragen

Slide 20 - Diapositive

1. lange tekst 1e vraag
- eerste (en/of soms tweede) alinea
- dus inleiding
- een inleiding bevat vaak een anekdote of voorbeeld
- CITO wil vaak KERN van alinea weten, skip dan anekdote/voorbeeld
- inleiding zegt iets over de HELE tekst
- Heel vaak is hier het meest algemene antwoord de juiste

Slide 21 - Diapositive

2. hoofdlijn/waar gaat de alinea over?
- houdt de hele tekst in je achterhoofd.
- waar wil de schrijver heen met het stuk tekst waar de vraag over gaat.
- Markeer signaalwoorden
- Markeer positieve/negatieve woorden
- schrijf eventueel --/-/+-/+/++ in de kantlijn
- Let op leestekens. Trucje: antwoorden staan vaak na : of ; of vóór !

Slide 22 - Diapositive

3. open vragen
- Zoek het antwoord van de vraag in de tekst.
- het antwoord is bijna altijd letterlijk één specifieke zin in de tekst.
- Vertaal dit letterlijk en sla geen details over
- bij een open vraag moet je vaak net wat meer opzoeken in het woordenboek
- als je tijdsnood hebt, sla je de vraag dus over, maar gemiddeld zijn deze vragen niet moeilijk.
- Soms wordt alleen een citaat gevraagd, meestal in combinatie met "antwoord met ja of nee". Vergeet dan vooral de "ja/nee" niet en citeer echt vanaf het begin van de zin (een zin begint met een hoofdletter).
 

Slide 23 - Diapositive

4. beweringvragen
- Beweringvragen zijn vaak nét wat pittiger dan de gemiddelde vraag
- CITO stelt meestal beweringvragen omdat:
   - OF: het stuk tekst heel moeilijk is en CITO je d.m.v. gestuurde vragen door de alinea wil helpen.
   - OF: ze willen checken of je de tekst ook op detailniveau snapt.
- Lees eerst alle beweringen, lees dan het gegeven stuk tekst scannend door (en zet eventueel het nummer van de bewering voor het stukje waarin dit voorkomt), lees dan de aangegeven stukjes gedetailleerder en pak je woordenboek erbij voor de details.
- Je zoekt bij beweringenvragen vaak gemiddeld nét wat meer op om elk woord van de bewering te checken
- Het komt best vaak voor dat alle beweringen allemaal goed of allemaal fout zijn, dus twijfel dan niet aan jezelf.
- Check de gevraagde manier van antwoorden: wel/niet, juist/onjuist, etc.

Slide 24 - Diapositive

5. gatentekst/invulvragen
- CITO wil met deze vragen vaak weten of je de tekstverbanden snapt. Vaak is er met dit stuk tekst dus iets opvallends aan de hand. In de meeste gevallen is er sprake van een voorbeeld (ainsi, par exemple, il illustre) of een tegenstelling (toutefois, cependant, par contraire, mais, etc).
- Moet je gokken? Kies dan eerst het voorbeeld en dan de tegenstelling.
- Beter is het natuurlijk om alles goed te lezen en in grove lijnen naar het Nederlands te vertalen. Als je in je hoofd de stukken vóór het gat en na het gat verbind, gebruik je vaak als vanzelf een woord uit de goede categorie.

Slide 25 - Diapositive

Maken eindexamen
--> de tijd voor een héél examen loopt.

Begin met doorkijken examen en schrijf de betreffende vraag op welk tijdstip je 1/3e en 2/3e van het examen ongeveer af moet hebben.

Wij maken alleen 2/3e examen (100 min)

Na 50 en 90 min zet ik de timer even stop en bepaal je aan de hand van hhoe ver je bent hoe je je leesstrategieën aanpast op de tijd.
timer
10:00

Slide 26 - Diapositive

Examenteksten bespreken
Na afloop:
  • Welke woorden heb je opgezocht?
  • Waren deze ook echt nuttig om de vraag te kunnen beantwoorden?
  • Welke tekst vond je het lastigst en waarom?
  • Hoeveel punten heb je gescoord?
  • Hoe ga je je verder voorbereiden?

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Lien

Bonne chance! 

Slide 29 - Diapositive