Taking turns you will say something you think all your teammembers have at home/or house/home related.
Thumbs up means you have it, hand down means you don't.
Write it down in the correct place on your paper.
Can your team find things you all have in common?
timer
4:00
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Getting to know your new team: We all have...
Taking turns you will say something you think all your teammembers have at home/or house/home related.
Thumbs up means you have it, hand down means you don't.
Write it down in the correct place on your paper.
Can your team find things you all have in common?
timer
4:00
Slide 1 - Diapositive
Chapter 4 - Lesson 1
10 minutes of Reading
Vocabulary
Check H Speaking & Stones
I Writing & Grammar
Slim stampen
Today's Lesson
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Vocabulary
laundry
mess
future
roundabout
Underground
kantoor
plattelandshuisje
oneerlijk
terugkeren
gymspullen
was
troep
toekomst
rotonde
metro
office
cottage
unfair
return
PE kit
Slide 3 - Diapositive
Chapter 4 - Lesson 1
10 minutes of Reading
Vocabulary
Check H Speaking & Stones
I Writing & Grammar
Slim stampen
Today's Lesson
Slide 4 - Diapositive
H Speaking & Stones - Stone 12 - page 38
Wat ben je op dit moment aan het doen?
Wat is Jared aan het doen?
Is Kelly de afwas aan het doen?
Zijn zij het avondeten aan het voorbereiden?
Nee, dat is ze niet. Ze is de garage aan het opruimen.
Ja, dat zijn ze. Ze zijn druk met koken in de keuken.
Hij is zijn huiswerk aan het afmaken in de woonkamer.
Jared is zijn tas aan het inpakken in zijn slaapkamer.
Slide 5 - Diapositive
H Speaking & Stones - Stone 12 - page 38
Ik probeer mijn sleutels te vinden.
Ik probeer de deur open te doen.
Ik denk dat Jared op zijn vrienden aan het wachten is bij de bushalte.
Ik gok dat hij familieleden aan het bezoeken is in Liverpool.
Ik neem de bus om met vrienden af te spreken.
Ik ga met de fiets om iets op te halen bij de sportwinkel.
Slide 6 - Diapositive
Chapter 4 - Lesson 1
10 minutes of Reading
Vocabulary
Check H Speaking & Stones
I Writing & Grammar
Slim stampen
Today's Lesson
Slide 7 - Diapositive
Grammar 13a - Present Continuous
Je gebruikt de “Present Continuous” als iets nu op dit moment aan de gang is.
In het Nederlands zeggen we dan vaak: aan het…
Ik ben aan het zwemmen I am swimming
Mijn ouders zijn aan het lopen My parents are walking
De docent is aan het lesgeven The teacher is teaching
Je maakt de present continuous met een vorm van to be + ww-ing
am/is/are + ww-ing
am cooking is sleeping are dancing
Spellingsuitzonderingen:
Werkwoord eindigd op -e --> dance – dancing
Medeklinker verdubbeld als het werkwoord 1 lettergreep heeft en eindigt op een medeklinker na een klinker. sit – sitting run – running swim – swimming
Slide 8 - Diapositive
Gebruik: nu aan de gang
Slide 9 - Diapositive
Present continuous: +, - , ?
+
I am teaching the Present continuous right now.
-
I am not teaching the present continuous right now.
?
Am I teaching the present continuous right now?
Slide 10 - Diapositive
Choose the Present Continuous.
Listen! The birds ___ a song!
A
sing
B
singing
C
are sing
D
are singing
Slide 11 - Quiz
Choose the Present Continuous.
Our teacher ___ the grammar.
A
explains
B
is explain
C
explaining
D
is explaining
Slide 12 - Quiz
Choose the Present Continuous.
When ___ for vacation?
A
are we leaving
B
are we leave
C
we leaving
D
we leave
Slide 13 - Quiz
Bij welke woorden moet je de Present Continuous gebruiken?
Let op meerdere antwoorden mogelijk!
A
At the moment
B
Every Saturday
C
Now!
D
Often
Slide 14 - Quiz
What is happening?
Slide 15 - Question ouverte
I Writing & Grammar - page 42
- I can write about what is happening right now.
Exercise 54d: look at the picture and write 8 sentences of what is happening right now. Use the present continuous!
Je maakt de present continuous met een vorm van to be + ww-ing
am/is/are + ww-ing
am cooking is sleeping are dancing
timer
10:00
Slide 16 - Diapositive
Grammar 13b - present simple vs. present continuous
Present Simple
gebruik je wanneer je praat over feiten/gewoontes
Stam bij he/she/it - stam + s
We walk the dog every day.
Water boils at 100 degrees.
Present Continuous
Als iets nu aan de gang is of gebeurd
am/is/are + ww-ing
We are walking the dog right now.
The water is boiling at the moment.
Let's practice!
Do the worksheet
Slide 17 - Diapositive
I Writing & Grammar - page 44
- I can write about what is happening right now.
Exercise 55c - verander de zin van de present simple naar de present continuous en andersom. Kijk goed naar de voorbeeldzin!
Exercise 55d - kies het juiste werkwoord en zet in de goede tijd. Lees goed!! is het nu? --> present continuous (am/is/are + ww-ing) is het een feit/gewoonte --> present simple (stam of stam+s)
Exercise 56 - kijk naar het schema en maak 5 zinnen. Gebruik informatie uit beide kolommen - beslis dan welke werkwoordtijd je moet gebruiken.