V1 WEEK 3 chap. 2 Bron C (+ D in ander LessonUp)

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

STARTKLAAR
- ga rustig op je vaste plek zitten.
- doe je jas uit.
- pak je etui en je boek.
- doe je tas op de grond.
- doe je telefoon in het ZAKKIE en doe je zakkie in je TAS.
- als de timer is afgelopen, stop je met praten en begint de les.


timer
3:00

Slide 2 - Diapositive

Plattegrond ZH1A

Slide 3 - Diapositive

Plattegrond ZH1B

Slide 4 - Diapositive

Plattegrond ZV1A

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen week 2
1. R Ik ken 10 woorden die met eten en drinken te maken hebben.
2. T1 Ik kan een menukaart begrijpen.
3. R Ik ken de uitgangen van een regelmatig werkwoord op -er.
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 6 - Diapositive

Vorige les

Slide 7 - Carte mentale

kernwoorden
regelmatig
stam
infinitief
uitgang
heel werkwoord
persoonsvorm
onderwerp
e
es
e
ons
ez
ent
regel toepassen

Slide 8 - Diapositive

Schrijf de stam op van: oublier, acheter, créer, aider, arriver.

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf de uitgangen van de présent op. Dus je + e etc.

Slide 10 - Question ouverte

Elle ........... une belle chanson.
A
chante
B
chantes
C
chantons
D
chantent

Slide 11 - Quiz

Vous ...... au restaurant ce soir?
A
mange
B
mangent
C
manges
D
mangez

Slide 12 - Quiz

Tu ..... ta mère à la cuisne.
A
aide
B
aident
C
aides
D
aidez

Slide 13 - Quiz

Je (regarder) un film.

Slide 14 - Question ouverte

nous (aller) au restaurant ce soir.

Slide 15 - Question ouverte

Tu (aimer) les frites?

Slide 16 - Question ouverte

Il (adorer) les hamburgers.

Slide 17 - Question ouverte

Elles (dessiner) un mouton.

Slide 18 - Question ouverte

blz. 59

Slide 19 - Diapositive

Les mots de la semaine 50
La glace
Aimer – Détester - préférer
Commencer
L’addition
Je prends
Manger
La carte
Pour moi
Mais
Beaucoup
Il fait chaud
J’ai faim
J’ai soif

het ijsje
lekker vinden - een hekel hebben aan, liever hebben
beginnen
de rekening
ik neem
eten
de kaart
voor mij
maar
veel
het is warm
ik heb honger
ik heb dorst

Slide 20 - Diapositive

Les mots de la semaine 2
Organiser
Payer
Demander
chercher
Bon appétit
Inviter
rentrer
(dans une) Heure
Ça coute
Le fromage
Le jambon
Le coca

organiseren
betalen
vragen
zoeken
eet smakelijk
uitnodigen
thuiskomen
over een uur
het kost
de kaas
de ham
de cola

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Instructie 
Chapitre 2
Bron B (huiswerk)
9, 10ab, 11ab

Bron D
16abce

Slide 23 - Diapositive

p. 67

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Leerdoelen week 3
1. R Ik ken 10 woorden die met eten en drinken te maken hebben.
2. Ik kan iets te eten en te drinken bestellen op een terras.
3. R Ik kan een werkwoord dat op er eindigt gebruiken.
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 30 - Diapositive

Les mots de la semaine 3
s'il vous plaît
merci
voilà
la viande
le poulet
le poisson
aimer
au revoir
là-bas
la crêpe
le supermarché
c'est bon
alstublieft
dank u wel
alstublieft (als je iemand iets geeft)
het vlees
de kip
de vis
houden van, lekker vinden, leuk vinden
tot ziens
daar
de pannenkoek
de supermarkt
het is lekker

Slide 31 - Diapositive

ex. 13a
Bron C
p. 70-71

Slide 32 - Diapositive

Phrases clé À la terrasse

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Aan de slag

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 37 - Quiz

Nabespreking

Slide 38 - Diapositive

Begrippen uit deze les

Slide 39 - Diapositive

Begrippen uit deze les

Slide 40 - Diapositive


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 41 - Question ouverte


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 42 - Question ouverte