Introductieles + 9.1 Klimaatverandering

Startles V5 23-24
klimaat
bloedsomloop
afweer
zenuwstelsel
waarnemen
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Startles V5 23-24
klimaat
bloedsomloop
afweer
zenuwstelsel
waarnemen

Slide 1 - Diapositive

Jaarplanning
H9 Systeem aarde en de mens
H10 bloedsomloop
H11 voeding en vertering
H12 Regeling en intern milieu
H13 Hormonen
H14 zenuwstelsel
H15 waarnemen
H16 afweer

Slide 2 - Diapositive

Biologie
Kennis – concepten/ begrippen (ook in relatie tot elkaar)
  • Lessen                            horen
  • Boek                                 lezen
  • Opdrachten                  toepassen

Begrip – toepassen/ inzicht
Lessen/ Boek/ Opdrachten/ Examenvragen oefenen 


Slide 3 - Diapositive

Biologie
  • Afbeeldingen (schematisch, grafieken, tabellen, processen) begrijpen
  • Goed lezen/ Goed formuleren

DUS: veel CE vragen oefenen

Slide 4 - Diapositive

H9 Systeem aarde en de mens

Slide 5 - Diapositive

Kenmerken hoofdstuk
  • Niet veel nieuwe concepten
  • verdieping op V4 stof 
  • Complexiteit zit in de contexten en grafieken/ tabellen/ modellen
  • Maak de opdrachten uit de methode om daar mee te oefenen
In het examen komen vaak ecologievragen voor!!!

Slide 6 - Diapositive

Voorkennis (blz 270)
  • Aan de hand van een paar vragen halen we kennis uit de 4e op die nuttig is voor dit hoofdstuk.

Slide 7 - Diapositive

Hoort het proces waarbij brooddeeg rijst door gist bij de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 8 - Quiz

Hoort het proces waarbij dode planten in een sloot anaeroob worden afgebroken tot de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 9 - Quiz

Hoort het proces waarbij kalkrotsen verweren tot de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 10 - Quiz

Hoort het proces dissimilatie tot de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 11 - Quiz

Voorkennis 
a. Welk proces geven de pijlen a weer?
b. Welk proces geeft pijl b weer?
c. Wat is het belang van reducenten (3) in de koolstofkringloop?
d. Welke van de genummerde organismen maakt of maken deel uit van zowel de koolstofkringloop als de stikstofkringloop?

Slide 12 - Diapositive

9.1 Klimaatverandering

Slide 13 - Diapositive

Leerdoelen 9.1
  • Je beschrijft de grote koolstofsinks van systeem Aarde
  • Je legt uit hoe door menselijke activiteiten de uitstoot van broeikasgassen het klimaat beïnvloedt
  • Je legt de effecten van klimaatverandering op biodiversiteit uit


Slide 14 - Diapositive

Braindump:
Lees blz. 11

Als je klaar bent met lezen:
1. Sla je boek even dicht
2. Schrijf zoveel mogelijk op wat je hebt onthouden 
3. Vergelijk nu wat je hebt opgeschreven met wat er in het boek staat. Klopt het en welke dingen was je vergeten?



timer
4:00

Slide 15 - Diapositive

Langzame koolstofkringloop
Pak BINAS 93G erbij

Slide 16 - Diapositive

Snelle en langzame CO2 kringloop
Snelle kringloop: via prod..centen       , consumenten (dieren)       , reduc..nten 

Langzame kringloop: via fossiele brandstoffen of kalkskeletten
Welke organismen vallen onder deze groep?
Welke organismen vallen onder deze groep?
Welke organismen vallen onder deze groep?

Slide 17 - Diapositive

Source en Sink in de koolstofkringloop
Source: een plaats in de koolstofkringloop waar opgeslagen koolstof vrijkomt

Sink: een plaats in de koolstofkringloop waar koolstof wordt opgeslagen
Vraag
Wanneer neemt de netto CO2 in omloop toe? 

Slide 18 - Diapositive

Koolstof voorraden (sinks)
  • Fossiele brandstoffen
  • Permafrost gebieden
  • Bodem van de oceaan
  • Kalkgesteenten

  • Biomassa

Langzame koolstofkringloop


Snelle koolstofkringloop

Slide 19 - Diapositive

Sink
Sink
Sink
Sink

Slide 20 - Diapositive

CO2 en broeikaseffect
versneld vrijmaken CO2 uit  langzame koolstof kringloop


 verhoogt het CO2 gehalte in de atmosfeer.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Broeikasgassen
  • CO2
  • Methaan
  • Ozon
  • N2O (lachgas)
  • Waterdamp

Slide 23 - Diapositive

Biodiversiteit
Door wijzigingen in de temperatuur is voedsel niet meer op het juiste moment beschikbaar.
Bijvoorbeeld eikenprocessierupsen voor koolmezenkindjes.
Voedselketens raken ontregeld.

Slide 24 - Diapositive

Broeikasgassen
  • CO2
  • Methaan
  • Ozon
  • N2O (lachgas)
  • Waterdamp
Hoe groter de hoeveelheid broeikasgassen hoe groter het broeikaseffect -> versterkt broeikaseffect.

Slide 25 - Diapositive

Methaan en broeikaseffect
Methaan (CH4) komt vrij bij:
  • de veeteelt (koeien boeren *)
  • landbouw
  • verbranden fossiele brandstoffen
  • afvalstortplaatsen (anaerobe afbraak)
  • ontdooien permafrost.

(*) Eén Nederlandse koe stoot gemiddeld ongeveer evenveel methaan uit als de CO2 van een gemiddelde personenauto, die 15.000 km per jaar rijdt.

Slide 26 - Diapositive

Lachgas en broeikaseffect
Lachgas (N2O) komt vrij door:
  • bacteriewerking in de oceanen
  • door uitspoeling van nitraat.
  • feestende jongeren

Slide 27 - Diapositive

Waterdamp en broeikaseffect

Door de opwarming van de aarde 

meer waterdamp in de atmosfeer

zorgt voor een zichzelf versterkend effect.

Slide 28 - Diapositive

Gevolgen klimaatverandering
De abiotische factoren van ieder ecosysteem veranderen.

Welk effect heeft dit op de soortensamenstelling (biodiversiteit) van ieder gebied?


Slide 29 - Diapositive

Optimumkromme
Voor elke abiotische factor kun je meten hoe de overlevingskans is van een bepaald organisme. Bijvoorbeeld temperatuur.

Slide 30 - Diapositive

Biodiversiteit
Elke soort heeft een optimum voor abiotische factoren. Door de klimaatverandering veranderen abiotische factoren in veel gebieden op aarde. De soorten zijn dan niet meer optimaal aangepast op de abiotische factoren van het gebied. De verandering gaat sneller dan de soort met adaptatie (evolutie) kan bijhouden.

Slide 31 - Diapositive

Biodiversiteit
Door wijzigingen in de temperatuur is voedsel niet meer op het juiste moment beschikbaar.

Bijvoorbeeld eikenprocessierupsen voor koolmezenkindjes.
Voedselketens raken ontregeld.

Slide 32 - Diapositive

Leerdoelen 9.1
  • Je beschrijft de grote koolstofsinks van systeem Aarde
  • Je legt uit hoe door menselijke activiteiten de uitstoot van broeikasgassen het klimaat beïnvloedt
  • Je legt de effecten van klimaatverandering op biodiversiteit uit


Slide 33 - Diapositive

Huiswerk
  • Maak de opdrachten van9.1
  • Kies je leerroute


Slide 34 - Diapositive