Thuis in je huis

Thema  thuis in je huis
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgingMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 14 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Thema  thuis in je huis

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

We hebben het vorige thema afgesloten en starten nu met een nieuw thema:
Thuis in je huis
De ll kunnen de verschillen tussen het voeren van een huishouden van vroeger en nu benoemen
AHV een paar videofilmpjes en gesprekken kijken we naar de verschillen tussen nu en vroeger
Het eerste deel van het boekje wordt uitgedeeld
AHV vragen kunnen de ll verschillen benoemen in de huishoudens van nu en vroeger

Slide 3 - Diapositive

les 1 Wat gaan wij vandaag doen? 
  • Starten met werken in het boekje 
  • Het huishouden van toen en van nu
  • We gaan een aantal filmpjes bekijken 
  • We doen een kleine quiz

Slide 4 - Diapositive

Huishouden 
  • Toen en nu
  • Welke apparaten hebben jullie
  • Huishoudelijke activiteiten  

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Welke huishoudelijke
taken doe jij thuis?

Slide 8 - Carte mentale

Wat kun je leren van huishoudelijke taken en klusjes? 
  • Je leert omgaan met verantwoordelijkheden 
  • Je probleemoplossend vermogen wordt gestimuleerd
  • Je zelfvertrouwen wordt gestimuleerd 
  • Je vermogen om samen te werken verbetert 
  • Je zelfstandigheid wordt vergroot 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Waarom is het belangrijk om jongeren te betrekken bij huishoudelijke taken en klusjes?

Slide 11 - Carte mentale

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Niels maakt een werkstuk over het huishouden van vroeger en nu. Bij het voorbereiden schrijft hij drie verschillen op.

Welk verschil dat Niels noteert, is juist?
A
Het huishouden kost nu meer elektriciteit.
B
Het huishouden kost nu meer lichamelijke inspanning.
C
Het huishouden kost nu meer tijd.

Slide 15 - Quiz

Wat is een huishouden
A
een groep mensen die hun eigen huis schoon houdt
B
iemand die je huis schoonmaakt
C
een groep mensen die samen woont

Slide 16 - Quiz

Een verschil met vroeger is dat
timer
0:30
A
nu alle mannen het huishouden doen
B
kinderen lang bij hun ouders wonen
C
gezinnen kleiner zijn
D
meer vrouwen een baan hebben

Slide 17 - Quiz

Waar of niet waar?

7. Huishoudelijke uitgaven zijn voor alle mensen in Nederland gelijk.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

In een traditioneel gezin werkt de vader en zorgt de moeder voor het huishouden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Bij het huishouden let je op je lichaamshouding.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

les 2 de was 
  • wat moet je weten over de was 
  • waarom was sorteren 
  • was en hygiëne  

Slide 21 - Diapositive

Hoe doet men de was in een groot bedrijf?
De meeste was gaat naar een wasserij.
Daar wordt het gewassen en gedroogd en weer verzameld.
Duizende delen wasgoed worden per dag verwerkt
Kijk naar de volgende video

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Grondstoffen - dus waar het kledingstuk of het stuk textiel van is gemaakt.
Dierlijke oorsprong:
Wol (schaap of lama of lam of geit)
Zijde (zijderups)
Plantaardige oorsprong:
Katoen (katoenplant)
Linnen (hennep, vlas)
Synthetische oorsprong (door een chemisch proces):
Nylon, polyester, lycra enz.


De grondstoffen waar een kledingstuk van gemaakt is wordt vermeld in het samenstellingsetiket.
Dit is niet altijd 1 soort grondstof maar soms of vaak een mengeling van 2 of 3 grondstoffen.
 










Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Vidéo

Waarom is het belangrijk om goed te weten uit welke grondstof je kleding bestaat?
A
Verschillende grondstof hebben verschil in behandeling
B
Dan ben je zuinig op je kledingstuk
C
Het maakt niet uit

Slide 29 - Quiz

Waarom is het belangrijk om was te kunnen sorteren?

Slide 30 - Carte mentale

De was sorteren


Niet al het wasgoed kun je samen wassen.
Je moet het sorteren.
Waar sorteer je het wasgoed op?

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Welk symbool betekent
'niet in de droger'?
A
B
C
D

Slide 33 - Quiz

Welk symbool betekent
'lauw strijken'?
A
B
C
D

Slide 34 - Quiz

Wat betekent het driehoekje
met een kruis er door heen
op je waslabel? 
A
Niet met de hand wassen
B
Niet bleken
C
Niet in de droger
D
Niet strijken

Slide 35 - Quiz

Wat betekent een strijkbout
met drie puntjes op
je waslabel
A
Niet strijken
B
Koud strijken
C
Strijkbout moet 3 minuten opwarmen
D
Heet strijken

Slide 36 - Quiz

Wat betekent dit waslabel?
A
Wel wassen
B
Niet drogen
C
Wel drogen
D
Niet strijken

Slide 37 - Quiz

Wat betekent dit waslabel?

A
Wel strijken
B
Strijken op 100 graden
C
Strijken op 150 graden
D
Niet strijken

Slide 38 - Quiz

Het driehoekje in het waslabel zegt iets over:
A
Drogen
B
Wassen
C
Bleken
D
Strijken

Slide 39 - Quiz

De cirkel in het waslabel zegt iets over?
A
wassen
B
strijken
C
bleken
D
reinigen

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Lien

Slide 42 - Vidéo

Afsluiting
  • Hoe is het gegaan? 
  • Waar ben je tevreden over? 
  • Waar minder over?  

Slide 43 - Diapositive