Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Artikel schrijven
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen Uitleg
- Opbouw van een artikel
- Voorbereiden op het schrijven
Schrijftaak maken
Evalueren
Slide 2 - Diapositive
Wat ga je leren?
Je kent de structuur van een artikel.
Je weet hoe je je kunt voorbereiden op het schrijven van een artikel.
Je kunt een artikel schrijven (met behulp van een tekstschema).
Slide 3 - Diapositive
Opbouw van een artikel
1. Pakkende titel
2. Inleiding: hier introduceer je het onderwerp.
3. Kern: schrijf over elk deelonderwerp één alinea. Gebruik signaalwoorden.
4. Slot: hier geef je een conclusie of korte samenvatting.
5. Naam en klas
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Inleiding
Geef de aanleiding van het onderwerp - Waarom schrijf je dit artikel?
Leuk, kort verhaaltje over
het onderwerp
Een vraag of meerdere vragen
stellen die je in de tekst gaat
beantwoorden
Slide 6 - Diapositive
Kern
Deelonderwerpen met tussenkopjes
Minimaal 2 alinea's
Belangrijke informatie in de eerste zin (= kernzin!)
De rest is uitleg of voorbeelden
Slide 7 - Diapositive
Slot
Samenvatting
Toekomstverwachting
Conclusie
Advies
Het slot moet netjes aansluiten op je
inleiding!
Slide 8 - Diapositive
Hoe bereid je je voor?
Lees de opdracht goed door.
Bepaal je publiek.
Maak een tekstschema zoals in opdracht 5 (basis) of opdracht 7 (kader)
Wat komt er in je inleiding?
Wat komt er in je middenstuk (kern)?
Denk na over de volgorde.
Wat komt er in je slot?
Zoek de antwoorden op in de tekst. Staan de antwoorden er niet in? Bedenk ze dan zelf!
Start nu met het schrijven van je artikel!
Slide 9 - Diapositive
Tekstschema
Tip
Maak bij je voorbereiding een tektschema, zoals hiernaast staat.
Slide 10 - Diapositive
Instructie actief formuleren
Als je een zin actief formuleert, maak je duidelijk 'wie' iets doet. Actief geformuleerde zinnen zijn makkelijk te lezen, omdat ze duidelijker zijn. Meestal zijn ze ook korter.
Slide 11 - Diapositive
Actief formuleren
1.Kort
2. Duidelijk
3. Je weet WIE het doet.
Slide 12 - Diapositive
Actief formuleren: voorbeelden
De zinnen worden korter en overtuigender. Je weet WIE iets doet.
-Wij moeten het regenwoud redden -> actief.
-Het regenwoud moet gered worden -> passief
OF
-Deze reacties zijn door leerlingen geschreven.
-De leerlingen hebben de reacties geschreven.
Slide 13 - Diapositive
Daar zijn ze weer.....
Welkom!
Slide 14 - Diapositive
Klaar? Laatste check!
Controleer de inhoud: heb je alle informatie goed in de tekst staan?
Controleer het taalgebruik: kijk alle woorden en zinnen goed na en verbeter eventuele spelfouten. Gebruik een woordenboek als je niet weet hoe je een woord moet spellen. Let ook op leestekens.
Controleer de conventies (regels): zorg dat de indeling klopt en de tekst er verzorgd uitziet (witregels).
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Zelf aan de slag
Wat? artikel schrijven.
Wanneer? In de les (en thuis als het niet af is). Volgende les inleveren.
Waarom? Je krijgt hier weer 0,5 punt op bij de toets van 27 januari.
Hoe? Zachtjes overleggen of in stilte.
Klaar? Maak een oefenexamen via de website oefenen.facet.onl (ga naar vo-toetsen en -examens, centrale examens en zoek dan op Nederlands. BB staat voor basis, KB staat voor kader)