Año 4 semana 22 clase 1+2

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Buenos días

OBJETIVOS

Después de esta clase...

1. ...sé cómo hay que formar un adverbio

2. ...sé qué significan las preposiciones desde, desde hace y hace y cómo se usan

3. ...domino (mejor) el perfecto y el indefinido

El adverbio | Het bijwoord (1)

• Verschil bijvoeglijk naamword & bijwoord?
• Waar zeggen deze iets over?

El adverbio | Het bijwoord (2)

Een bijwoord kan iets zeggen over:  

- een werkwoord (Tú bailas bien)

- een bijvoeglijk naamwoord (Ese coche es enormemente caro)

- het naamwoordelijk deel van het gezegde (Él es bastante simpático)

- een ander bijwoord (Yo hago mis deberes muy rápidamente)

El adverbio | Het bijwoord (3)

Om van een bijvoeglijk naamwoord een bijwoord te maken, neem je de vrouwelijke enkelvoudsvorm, en zet daar -mente achter:

rápido > rápida > rápidamente 

enorme > enorme > enormemente

difícil > difícil > dificilmente

El adverbio | Het bijwoord (4)

Je hebt ook bijwoorden die niet eindigen op -mente, zoals:

bien, mal, bastante, tan, muy, mucho (zie LT p. 205)

A practicar:

LE p. 83 ej. 4 y 5

LT p. 134 ej. 4

Probeer de zinnen ook te begrijpen. Gebruik de woordenlijst. Over 15 minuten kijken we alle drie de opdrachten samen na.

PAUSA

Hasta las 9.15

De voorzetsels desde, desde hace en hace

(zie LT p. 206)

desde = 'vanaf'/'sinds' 

> Desde esta semana, los colegios están abiertos.

desde hace = 'sinds'

> Desde hace muchos meses, estamos en confinamiento.

hace = 'x tijd geleden'

> Hace más de un año, empezó la pandemia.

A practicar:

LE p. 82/83 ej. 3

LT p. 135 ej. 7

Probeer de zinnen ook te begrijpen. Gebruik de woordenlijst. Over 15 minuten kijken we beide opdrachten samen na.

Let op:

Viví en Barcelona desde los 19 años hasta los 22 años.

He ido a este colegio desde 2017 / desde hace cuatro años.

Hace dos años, viajé a Patagonia. 

Hace unos minutos, he acabado mis deberes. 

Mondelingen

• Jullie voeren een gesprek over je zomervakantie 2020.
• Zoek 3/4 beelden of plaatjes waar je iets over kunt vertellen. Kies daarbij foto’s of plaatjes waar mensen, natuur, activiteiten op staan.
• Gebruik in je verhaal de perfecto én de indefinido, en de bijbehorende tijdsaanduidingen.
• Het gesprek moet zo spontaan mogelijk zijn. Tijdens je voorbereiding noteer je dus alleen steek- en signaalwoorden. 
• Het gesprek moet ongeveer 10 minuten duren.