Instructie 1.1 Bladeren

Thema Planten. Bs 1 bladeren
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Thema Planten. Bs 1 bladeren

Slide 1 - Diapositive

Lesverloop

  1. test je voorkennis
  2. Uitleg
  3. filmpje
  4. Kennisvragen

Slide 2 - Diapositive

Plantencel
Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel

Slide 3 - Question de remorquage

Welke onderdelen van de plantencel worden hier aangegeven? 
Celwand
Celkern
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Vacuole

Slide 4 - Question de remorquage

Floortje koopt op een zaterdagmorgen een bos rozen en zet deze meteen in een vaas voor het raam. Kan er in de bladeren aan de rozentak dan fotosynthese plaatsvinden? En verbranding?

A
geen van beide
B
alleen fotosynthese
C
alleen verbranding
D
zowel fotosynthese als verbranding

Slide 5 - Quiz

De watergentiaan is een overblijvende waterplant die ‘s zomers bloeit. Vlak boven en onder de bodem groeit een lange wortelstok, waaruit steeds nieuwe planten groeien. De bladeren drijven op het water en worden meestal niet groter dan 10 centimeter. De gele bloemen steken boven water uit en produceren nectar. De zaden worden verspreid door watervogels.

De watergentiaan heeft bladeren die op het water drijven. Waar zitten de huidmondjes bij zulke bladeren?


A
alleen aan de bovenzijde van het blad
B
alleen aan de onderzijde van het blad
C
aan beide zijden van het blad

Slide 6 - Quiz

Doelstelling Bs. 1
Je kunt de bouw en functie van bladeren en het belang hiervan voor de fotosynthese beschrijven

Slide 7 - Diapositive

Groene delen
  • De meeste planten hebben groene delen (zoals bladeren en stengels)
  • Deze bevatten bladgroenkorrels
  • Deze maken glucose --> belangrijke voedingsstof!

Slide 8 - Diapositive

BOUW VAN BLADEREN

Slide 9 - Diapositive

Bouw van een blad
- Opperhuid (bovenkant)
- Bladmoes = weefsel met bladgroenkorrels
- Nerven met vaatbundels
- Opperhuid met huidmondjes (onderkant)

Slide 10 - Diapositive

Opperhuid
- Opperhuid (bovenkant)
- Opperhuid met huidmondjes (onderkant)

Functie:
- Beschermen tegen uitdroging
- Zit vaak ook aan de bovenkant een waterafstotend laagje (waslaag)

Slide 11 - Diapositive

Bladmoes
Weefsel met bladgroenkorrels 

Functie:
- Fotosynthese laten plaatsvinden

Slide 12 - Diapositive

Vaatbundels
Nerven van het blad

Functie:
- Transport van stoffen door de plant heen
(water etc.)

Slide 13 - Diapositive

Huidmondjes


Functie:
-Dienen voor de gaswisseling. Via de huidmondjes neemt de plant in zonlicht koolstofdioxide op en geeft zuurstof af.
- Plant verliest water via de huidmondjes als het open staat (verdamping)

Slide 14 - Diapositive

Iemand heeft op zijn rode bloedcellen bloedfactor A en in zijn bloedplasma anti-B en antiresus. Welke bloedgroep heeft deze persoon?
A
Bloedgroep A-
B
Bloedgroep A+
C
Bloedgroep B-
D
Bloedgroep B+

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Diapositive

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 18 - Question de remorquage

Op een droge dag in de zomer staat een plant in de zon. Hoe zullen de huidmondjes eruitzien?
A
zoals in afbeelding 1
B
zoals in afbeelding 2

Slide 19 - Quiz

Noa heeft bloedgroep AB en is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0, die resuspositief is. Hun tweede kind, met bloedgroep A heeft de verschijnselen van een resuskind. Welke van de antistoffen Anti-A, Anti-B en antiresus bevat het bloed van de moeder?
A
Anti resus
B
Anti A en B
C
Anti resus en Anti A
D
Anti resus en Anti B

Slide 20 - Quiz

Iemand heeft op zijn rode bloedcellen bloedfactor A en in zijn bloedplasma anti-B en antiresus. Welke bloedgroep heeft deze persoon?
A
Bloedgroep A-
B
Bloedgroep A+
C
Bloedgroep B-
D
Bloedgroep B+

Slide 21 - Quiz

Eerste zwangerschap van R+ kind gaat meestal goed. Hoe komt dat?
A
De moeder heeft nog geen resusantistoffen
B
De moeder heeft nog geen resusantigenen
C
De moeder heeft nog geen antiresus geheugencellen

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurt er bij een tweede infectie met dezelfde ziekteverwekker?
A
Je wordt ziek en het lichaam maakt antistoffen
B
Je wordt een beetje ziek
C
Er komen sneller en meer antistoffen in het lichaam

Slide 23 - Quiz

Op tijdstip P wordt iemand geïnfecteerd met een bepaalde ziekteverwekker. Op tijdstip Q, een jaar later, treedt voor de tweede maal infectie op met eenzelfde ziekteverwekker. De concentratie antistoffen in het bloed van deze persoon ondergaat hierdoor veranderingen.

Welk van de weergegeven diagrammen geeft de te verwachten concentraties antistoffen weer als gevolg van infecties op de tijdstippen P en Q?
A
Diagram 1
B
Diagram 2
C
Diagram 3
D
Diagram 4

Slide 24 - Quiz

Wat is hooikoorts?
A
Allergie voor hooi
B
Allergie voor luchtdeeltjes
C
Allergie voor stuifmeelkorrels
D
Allergie voor huisdieren

Slide 25 - Quiz

Sietskes bloedgroep wordt bepaald. Twee druppels bloed worden op een glaasje gebracht. Aan elke druppel bloed wordt testvloeistof toegevoegd (zie afbeelding 8). Er wordt gekeken of er samenklontering optreedt in de bloeddruppels. In de afbeelding zie je het resultaat van Sietskes bloedgroepbepaling.

Welke bloedgroep heeft Sietske?


A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep AB
C
Bloedgroep B
D
Bloedgroep 0

Slide 26 - Quiz

Het bloed van iemand wordt door middel van bloedgroepbepaling onderzocht. Het bloed klontert bij Anti-A en anti-B Welke bloedgroep heeft de persoon?
A
Bloedgroep AB
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep A
D
Bloedgroep 0

Slide 27 - Quiz