Place and time

Welcome to today's English lesson!
With Ms Frijns
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welcome to today's English lesson!
With Ms Frijns

Slide 1 - Diapositive

Take out your books and start reading, please 







You do not need LessonUp for this lesson!
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

By the end of this lesson, you...
...weet je wat de "plaatsbepaling" van een Engelse zin is. 
...weet je wat de "tijdsbepaling" van een Engelse zin is. 
...weet je waar je de tijds- en plaatsbepaling van een Engelse zin zet. 

Slide 3 - Diapositive

Lesinhoud
  1. Explanation: time and place
  2. Work on the week task

Slide 4 - Diapositive

Place & Time

Slide 5 - Diapositive

What do you already know?

Slide 6 - Diapositive

Zoe was at the football game last week.


Welk deel van deze zin is een tijdsbepaling?
A
Zoe
B
was
C
at the football game
D
last week

Slide 7 - Quiz

Jon Snow almost died on the battlefield in the winter.

Welk deel van deze zin is een tijdsbepaling?
A
Jon Snow
B
almost died
C
on the battlefield
D
in the winter

Slide 8 - Quiz

Carol went to the garden a minute ago.


Welk deel van deze zin is een plaatsbepaling?

A
Carol
B
went
C
to the garden
D
a minute ago

Slide 9 - Quiz

Terry is at the army base for the rest of the night.


Welk deel van deze zin is een plaatsbepaling?

A
Terry
B
is
C
at the army base
D
for the rest of the night

Slide 10 - Quiz

Time
John is going to the cinema tomorrow. 
Rebecca and Katy are at the beach tonight. 



Regel: De tijdsbepaling zegt iets over wanneer iets gebeurt.
 
Je kunt de vraag stellen:        When?       of         Wanneer?

Slide 11 - Diapositive

Time
John is going to the cinema tomorrow.             When (is John going to the cinema)?
Rebecca and Katy are at the beach tonight. 



Regel: De tijdsbepaling zegt iets over wanneer iets gebeurt.
 
Je kunt de vraag stellen:        When?       of         Wanneer?

Slide 12 - Diapositive

Time
John is going to the cinema tomorrow.             When (is John going to the cinema)?
Rebecca and Katy are at the beach tonight. 



Regel: De tijdsbepaling zegt iets over wanneer iets gebeurt.
 
Je kunt de vraag stellen:        When?       of         Wanneer?

Slide 13 - Diapositive

Time
John is going to the cinema tomorrow.             When (is John going to the cinema)?
Rebecca and Katy are at the beach tonight.   When (are they taking the bus)?



Regel: De tijdsbepaling zegt iets over wanneer iets gebeurt.
 
Je kunt de vraag stellen:        When?       of         Wanneer?

Slide 14 - Diapositive

Time
John is going to the cinema tomorrow.             When (is John going to the cinema)?
Rebecca and Katy are at the beach tonight.   When (are they taking the bus)?



Regel: De tijdsbepaling zegt iets over wanneer iets gebeurt.
 
Je kunt de vraag stellen:        When?       of         Wanneer?

Slide 15 - Diapositive

Place
John is going to the cinema tomorrow. 
Rebecca and Katy are at the beach tonight. 



Regel: De plaatsbepaling zegt iets over waar iets gebeurt.
 
Je kunt de vraag stellen:        Where?       of         Waar?

Slide 16 - Diapositive

Place
John is going to the cinema tomorrow.                 Where (is john going)?
Rebecca and Katy are at the beach tonight. 



Regel: De plaatsbepaling zegt iets over waar iets gebeurt.
 
Je kunt de vraag stellen:        Where?       of         Waar?

Slide 17 - Diapositive

Place
John is going to the cinema tomorrow.                 Where (is john going tomorrow)?
Rebecca and Katy are at the beach tonight.      Where (are they tonight)?



Regel: De plaatsbepaling zegt iets over waar iets gebeurt.
 
Je kunt de vraag stellen:        Where?       of         Waar?

Slide 18 - Diapositive

Place
John is going to the cinema tomorrow.                 Where (is john going tomorrow)?
Rebecca and Katy are at the beach tonight.      Where (are they tonight)?



Regel: De plaatsbepaling zegt iets over waar iets gebeurt.
 
Je kunt de vraag stellen:        Where?       of         Waar?

Slide 19 - Diapositive

Place and Time
Regel: In een Engelse zin staat altijd eerst de plaats en dan de tijd genoemd. 

Voorbeelden: 
Jo Biden was at the White House this morning
Josie was in Japan until June
I went to that bakery for the first time in years

Ezelsbruggetje: In het alfabet staat de P (van Place) ook vóór de T (van Time).

Slide 20 - Diapositive

Ready? Let's practise!

Slide 21 - Diapositive

Put the two words in the correct order to complete the sentence. 
I was on a trip                                                                           .      
over the summer
in New York

Slide 22 - Question de remorquage

Put the two words in the correct order to complete the sentence. 
Franz lived                                                                          .      
for 40 years
in Prague

Slide 23 - Question de remorquage

Put the two words in the correct order to complete the sentence. 
Sadie was                                                                              
at the Festival
for the first time

Slide 24 - Question de remorquage

Maak een zin van de volgende onderdelen:

ice cream - is selling - today - Mike - at school

Slide 25 - Question ouverte

Maak een zin van de volgende onderdelen:

all day - the elephants - in the sun - lay

Slide 26 - Question ouverte

Over to you...
Work on your weektask. 

End of the lesson: look at "grammar" together!

Slide 27 - Diapositive