leerjaar 1 H4: woordenschat

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom!

Doe je jas uit, tas van tafel.

Log in bij Lessonup.

Wees stil, dan kunnen we beginnen.

Wat?

Wat gaan we vandaag doen?

Startopdracht

Vul in 2 minuten zoveel mogelijk woorden in die elkaars tegenovergestelde zijn.

Bijvoorbeeld: dik - dun

Vul in twee minuten zo veel mogelijk woorden
die elkaars tegenovergestelde zijn in.

Lesdoelen

• Aan het einde van de les kan ik de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een tegenstelling.
• Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragraaf. 

Een tegenstelling zoeken

Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je tegenstellingen. Denk aan de voorbeelden die we net op geschreven hebben.

Aan de woorden maar, echter, toch, daarentegen kun je zien dat er een tegenstelling komt.

Een tegenstelling zoeken

Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms vinden doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. Bijvoorbeeld:  Nieuwe games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop zijn de goedkoop.

Het woord prijzig is een tegenstelling van goedkoop, prijzig betekent dus duur.

Maak opdracht 1 uit het boek. Noteer eerst van alle zinnen de tegenstelling die in de zin staat. Vervolgens noteer je het woord waaraan je ziet dat er een tegenstelling in de zin staat. 

H4 woordenschat, blz. 108 Opdracht 1

Tip!

De woorden maar, echter, toch, daarentegen gaven aan dat er een tegenstelling kwam!

Wat?

• H4, woordenschat: opdr. 2,3,4,6 en 8.

Hoe?

• Boek blz. 108-111 + schrift
• Online > planning

Klaar? 

• Opdracht 5 en 7
• Numo

Heb je hulp nodig?

Kijk eerst naar het stoplicht.

 

Rood? Stil. 

Stel je vraag aan de docent (alleen als je echt niet verder kunt).

Geel? Fluisterniveau. 

Vraag diegene naast je.

Groen? Fluisterniveau. 

Vraag diegene naast je of de docent.

Aan het werk

Na deze les...

• Aan het einde van de les kan ik de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een tegenstelling.
  
• Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragraaf. 

Doel

Wat heb je vandaag geleerd?

Ik heb goed gewerkt vandaag.

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk

• Wat waren zinsdelen ook alweer?
• Wat voor soort woord is de persoonsvorm?
• Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
• Hoe kon je het onderwerp vinden in een zin?