Hoofdstuk 2 - In de kantine

■ familierelaties
■ beschrijven van mensen 
■ seizoenen, maanden, dagen 
■ de klok 
■ zinsstructuren
■ possessief pronomen 
■ uitspraak a - aa en o - oo
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2WOStudiejaar 6

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

■ familierelaties
■ beschrijven van mensen 
■ seizoenen, maanden, dagen 
■ de klok 
■ zinsstructuren
■ possessief pronomen 
■ uitspraak a - aa en o - oo

Slide 1 - Diapositive

Ik
ouders
grootouders
overgrootouders
schoonouders
schoonfamilie
gezin
aangetrouwd
'koude kant'
familie
kleinkinderen 
van jouw ouders
zoon
dochter
opa
oma

Slide 2 - Diapositive

■ Hij is jonger 
■ Ik ben ouder 
■ Hij is lang
■ Zij is klein 
■ Ze heeft kort, blond haar
■ Ik heb lang, donker haar
■ Hij heeft een bril
steil / krullend
snor en baard
kaal
jong en oud
klein en groot

Slide 3 - Diapositive

tijd, manier, plaats
gesloten
open
Subject - verb - rest
Ik
kom
Hij
werkt
bij Vattenfall
hoofdzin
hoofdzin met inversie
Vandaag
ga
ik
naar Amsterdam.
In Parijs
werkt
hij
met plezier.
Element - verb - subject - rest
uit Duitsland

Slide 4 - Diapositive

tijd, manier, plaats
de-woorden
het-woorden
het boek
de les
ons boek
onze les

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

dagen van de week
maandag
donderdag

Slide 7 - Diapositive

dagen van de week
Eergisteren was het ...
Gisteren was het ...
Vandaag is het ...
morgen is het ...
overmorgen is het ...
maandag
donderdag

Slide 8 - Diapositive

winter
lente / voorjaar
zomer
herfst / najaar
In welke maand ben je jarig?

Slide 9 - Diapositive

'op' voor dag en datum
'om' voor de tijd
'in' voor de maand en het jaar
Op maandag heb ik cursus.
Op 28 november 1990 ben ik geboren.
Om 12:30 uur ga ik lunchen.
In januari is het nog koud.
In 2021 ga ik op vakantie.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Wat doe je?

Ik doe ...
A
... om 18:00 uur.
B
... een oefening.
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.

Slide 12 - Quiz

Wanneer eet je?

Ik eet ...
A
... om 18:00 uur.
B
... drie maaltijden (meals).
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.

Slide 13 - Quiz

Waar ben je vandaag?

Ik ben ...
A
... dinsdag
B
... drie maaltijden (meals).
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.

Slide 14 - Quiz

waar...
wanneer...
wat...

hoeveel...
ben je?
doe je?
zussen heb je?
eet je?
heb je les?
woon je?
ben je jarig?
begint de les?

Slide 15 - Question de remorquage

Leuk je te ontmoeten.
Wil je iets drinken?
Ja lekker, een kopje thee graag.

Heb je zin om iets te gaan drinken?
Ja leuk, wanneer zullen we afspreken?

Wat doe je voor werk?
Wat studeer je? Aan welke universiteit?
Ik werk bij ...
Ik studeer Rechten in Utrecht.

Waar doe jij je boodschappen?
Ik ga meestal naar Vomar en jij?
Ik laat de boodschappen bezorgen.
Op zaterdag ga ik naar de markt.
een beetje kletsen

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

hoofdzin 
Hoe heet je zus of broer?

Slide 18 - Carte mentale

hoofdzin
Waar woon je?

Slide 19 - Carte mentale

Hoofdzin met inversie
Waar werk je?

Slide 20 - Carte mentale

vraagwoord-vraag
Stel een vraag.
(ask a question)

Slide 21 - Carte mentale

dagen van de week
Eergisteren was het ...
Gisteren was het ...
Vandaag is het ...
morgen is het ...
overmorgen is het ...
maandag
donderdag

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Diapositive

Waar ben je vandaag?

Ik ben ...
A
... dinsdag
B
... drie maaltijden (meals).
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.

Slide 25 - Quiz

waar...
wanneer...
wat...

hoeveel...
ben je?
doe je?
zussen heb je?
eet je?
heb je les?
woon je?
ben je jarig?
begint de les?

Slide 26 - Question de remorquage

jij / je / u
mijn
jouw / je / uw
ik
hij / zij / ze
wij / we
zijn / haar
onze / ons
blz. 38
jullie
jullie
zij / ze
hun
possessief pronomen
singular
plural
gender neutraal
hen
hun

Slide 27 - Diapositive

personaal pronomen
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, ze, het / u -  altijd een  t
luisteren - to listen
singular
plural
gender neutraal
hen
luistert
singular

Slide 28 - Diapositive

Wij wonen nu in Zwolle.
... adres is Rozenstraat 8.
A
wij
B
ons
C
jullie
D
hun

Slide 29 - Quiz

Ik woon in Amersfoort en
... zus woont in Rotterdam.
A
mijn
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 30 - Quiz

Mevrouw Jansen, gaat u
met ... dochter op vakantie?
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 31 - Quiz

Vera en Hilde, vertellen jullie
eens over ... vakantie?
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 32 - Quiz

Dit is Farah en ... achternaam
is Ahmany.
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw

Slide 33 - Quiz

Herman, de docent,
spreekt met ... buurman

Slide 34 - Question ouverte

Wij komen uit Polen
en ... cursus begint maandag.

Slide 35 - Question ouverte

Edith en Ning zitten met ...
docent in de kantine.

Slide 36 - Question ouverte

Theresa woont ... familie ook in Nederland?

Slide 37 - Question ouverte

Peter moet voor ... werk
naar Indonesië.

Slide 38 - Question ouverte

Mijn opa

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

luisterbingo
student, tante, negentien, september, jarig, 
familie, bezoek, foto, moeder, vrouwen

Slide 41 - Diapositive

Luisteren
Hoe oud is Henrik?
Welke dag is het?
Waar woont Henrik?
Wanneer is Henrik jarig?
Hoe laat komt zijn familie?
Wie staan op de foto?
Waar is de zus van Henrik?

Slide 42 - Diapositive

uitspraak a - aa      

Slide 43 - Diapositive

uitspraak o - oo      

Slide 44 - Diapositive

huiswerk
Leer de vraagwoorden en familierelaties (blz. 35 - 37)
Prepare for telling about your family
(opdr. 12b)
www.coutinho.nl 2.7 en 2.8

Slide 45 - Diapositive

Fijne middag. 
Leuk je te ontmoeten.
Doei! 
Doeg!
Tot ziens?
Fijn weekend.
Tot volgende week?
Dag! 

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive

huiswerk
drie nieuwe woorden
vraag / vertel iemand hoe laat het is.
verdieping: www.coutinho.nl 
- 1.4 personaal pronomen
- 1.5 telwoorden
- 1.6 het alfabet

Slide 48 - Diapositive