H 3 mengsels scheiden

Welkom terug
en een gelukkig 2022!
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom terug
en een gelukkig 2022!

Slide 1 - Diapositive

Hst 3 mengsels scheiden
vooral herhaling van hst 1 en 2 dus veel zelfstandig werken aan huiswerk en weinig lessen voordat er toets is!

Slide 2 - Diapositive

les 1: aangepast progr 21 dec
  • vragen hst 2?
  • start hst 3 (vooral veel herhaling van hst 1)
  • opdracht: pak een theezakje, een glas/beker water en een bordje
  • noteer in je schrift: waarnemingen van de beginstoffen
  • hang het theezakje in het water en noteer je waarnemingen
  • vraag: wat voor soort mengsel is thee? Leg je antwoord uit.
  • lost de thee volledig op? 

Slide 3 - Diapositive

H 3 mengsels scheiden= sorteren
  • Een mengsel bevat meerdere molecuulsoorten
  • heeft dus ook een smelt- en kooktraject (h1)
  • bij scheiden van mengsels maak je gebruik van verschil van stofeigenschappen om de deeltjes te sorteren
  • elke scheidingsmethode berust op   ander verschil van  stofeigenschap

Slide 4 - Diapositive

Opdracht: neem deze tabel over en vul in 
mengsel
 bestaat uit
kenmerken
scheidingsmethode
verschil in stofeigenschap
Oplossing



Suspensie



Emulsie



Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Een gelukkig, gezellig en gezond 2022!
  • een gelukkig,
  • gezond,
  • gezellig en ,
  • geweldig 

Slide 9 - Diapositive

les 2(Toets hst 2 op 18 januari)
  • uitleg homogeen en heterogeen mengsels
  • invullen tabel scheidingsmethodes op jamboard/ in je schrift
  • demo en uitleg + aantekening adsorberen 
  • Hw: leren: 3.1 , maken  4, 6, 10  en test jezelf 3.1  uit je digiboek,  en goed lezen 3.2.  Kijk je hw zelf na (antwoorden boek A  in classroom bij jaarmateriaal). Alles wat je na het nakijken nog niet snapt noteer je in het vragenformulier van hst 3 (in de les bespreken we alleen nog vragen die jullie in vragenformulier of in begin van de les stellen)

Slide 10 - Diapositive

  • homogeen mengsel= de 
verschillende bestanddelen zijn niet meer te onderscheiden doordat  de deeltjes van de stoffen zo klein zijn
 --> altijd doorzichtig
  • vb oplossing (=vast in vloeistof, vloeistof in vloeistof, gas in vloeistof), of een gasmengsel
  • een legering (=mengsel van metalen) is het enige homogene mengsel dat niet doorzichtig is
  • heterogeen mengsel= de afzonderlijke bestanddelen mengen niet met elkaar
  • verschillende bestanddelen zijn, als je heel goed kijkt, wel te onderscheiden--> altijd troebel
  • vb emulsie, suspensie, gel, schuim, nevel, rook, z.o.z.

Slide 11 - Diapositive

extraheren = iets eruit trekken

Slide 12 - Diapositive

adsorberen= hechten aan

let op: absorberen = opnemen, dit is iets heel anders (een spons kan water absorberen)

Slide 13 - Diapositive

les 3
  • vragen hw?
  • herhaling soorten mengsels en homogeen/heterogeen
  • uitleg concentratie en percentage en standaard manier van rekenopgaven aanpakken
  • meedoen met bespreken  of werken aan hw
  •  hw: leren 3.2 +3.3 maken van 3.2: opg 2, 3 a+b, 4,5,7+ 9 en van 3.3 opg 2,3,6+ 7

Slide 14 - Diapositive

heterogene mengsels en hun samenstelling
  • suspensie= vast in vloeistof
  • gel= vloeistof in vast
  • emulsie= druppeltjes vloeistof in vloeistof (toevoegen van emulgator als eiwit of zeep houdt het gebonden)
  • schuim= gas in vloeistof
  • nevel = vloeistof in gas
  • rook= vast in gas

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

herhaling concentratie berekenen
  • de concentratie geeft aan hoeveel van een stof in het totale mengsel aanwezig is. In een formule noteer je dat zo:


    of 
  • de eenheid is in (m)g/L of mg/g
    of afgeleide eenheden daarvan

Slide 20 - Diapositive

percentage = altijd in procenten
  • het percentage lijkt veel op de concentratie alleen druk je de verhoudingen nu uit in procenten

  •  in een formule ziet dat er zo uit:           
                                                   

  • volumepercentage (bij vloeistof in vloeistof mengsel) en massapercentage (bij vaste stoffen). Je antwoord kan nooit > 100% zijn    

Slide 21 - Diapositive


  1. Noteer wat er gevraagd wordt.
  2. Noteer wat er geven is.
  3. Noteer je oplossing:
    -de formule
    - de ingevulde formule
    - uitkomst incl  eenheid (of het aantal %)

In een pot jam van 450 g zit 30 g suiker, bereken de concentratie suiker in mg/g. 
  1. Gevr: concentratie suiker in jam.
  2. Geg: 450 g jam bevat 30 g suiker.
  3. Opl:  concentratie = deel )/geheel
    concentratie =  suiker/  jam
    concentratie = 30000 mg/450 g
    concentratie    = 67 mg/g suiker in jam

Verplichte aanpak rekenopgaves   Bijvoorbeeld: 

Slide 22 - Diapositive

les 4
  • vragen? 
  • kort herhalen destilleren, extraheren en adsorberen
  • meedoen met bespreken of werken aan hw
  • hw: leren 3.3+3.4 maken van 3.3: opg 8 + test jezelf 3.2 +3.3 en van par 3.4 maken 4+ 5
  •  Kijk je hw zelf na en noteer vragen in het vragenformulier

Slide 23 - Diapositive

les 5:
  • Toets hst 3 op 1 en 3 februari (samenvatting komt in classroom)
  • vragen? hw:  van 3.3: opg 8 + test jezelf 3.2 +3.3 en van par 3.4 maken 4+ 5
  • meedoen met bespreken of werken aan hw
  • hw: leren 3.4+3.5 maken van par 3.4 opg 6 t/m 10 en test jezelf 3.4 en van 3.5 maken: 1,3,4,6, 7
  •  Kijk je hw zelf na en noteer vragen in het vragenformulier

Slide 24 - Diapositive

les 6:
  • Toets hst 3 op 1 en 3 februari 
  • vragen?
  • meedoen met bespreken of werken aan hw
  • hw: leren 3.5 maken: 3.4 opg 11 en 3.5 opg 9 t/m 11 en test jezelf 3.5
  • Kijk je hw zelf na en noteer vragen in het vragenformulier
  • quiz van hst  3

Slide 25 - Diapositive

timer
10:00

Slide 26 - Diapositive

waarnemen
  • met je zintuigen
  • objectief (dus niet:  het ruikt vies/ het smaakt lekker)
  • zo zorgvuldig mogelijk: de 3 W's:
       - wat gebeurt er?
       - waar/wanneer gebeurt het?
       - met welke stof? 
Het ziet er vies uit = 

Slide 27 - Diapositive

Altijd passend bij onderzoeksvraag
  • lees het doel/onderzoeksvraag
  • waarnemingen (=data verzamelen) én  theorie met elkaar in verbinden  (wat weet je al? wat zegt  deze waarnemingen je? )= analyseren
  • Leg uit met woorden als:
     .....dus.....;.......want...;....omdat.....
  • gebruik jouw waarnemingen
conclusie trekken, 
waar moet je op letten?

Slide 28 - Diapositive

Welk van de volgende uitspraken over een mengsel is/zijn waar?
A
Een mengsel bestaat uit een soort molecuul
B
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
C
Een mengsel heeft een kookpunt
D
Een mengsel heeft een kooktraject

Slide 29 - Quiz

Welke soort mengsels kun je scheiden door middel van filtratie?
A
Oplossingen
B
Suspensies
C
Emulsies
D
adsorpties

Slide 30 - Quiz

De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen

Slide 31 - Quiz

wat voor soort mengsel krijg je als je water met olijfolie goed mengt?
A
een oplossing
B
een suspensie
C
een emulsie
D
een extract

Slide 32 - Quiz

hoe kun je het mengsel van water, zeep en olijfolie goed scheiden?
A
verhitten tot emulgator kapot gaat
B
filtreren
C
destilleren
D
een extractiemiddel toevoegen

Slide 33 - Quiz

De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen

Slide 34 - Quiz

Welke van onderstaande mengsels is een emulsie
A
Zeewater
B
Melk
C
jus d'orange
D
Koffie

Slide 35 - Quiz

wat voor soort mengsel krijg je als je water met bruine suiker goed mengt?
A
een emulsie
B
een suspensie
C
een oplossing
D
een extract

Slide 36 - Quiz

welke uitspraken kloppen voor het mengsel van water met zand:
het is een.....
A
Suspensie en het best te scheiden via filtratie
B
Suspensie en het best te scheiden via destillatie
C
Oplossing en het best te scheiden via indampen
D
emulsie en het best te scheiden via indampen

Slide 37 - Quiz

welke uitspraak over koolstof is niet waar
A
het is een adsorptiemiddel
B
het is een absorptiemiddel
C
als je het fijn maalt werkt het beter
D
als het stoffen heeft geadsorbeerd moet het worden vervangen

Slide 38 - Quiz