ÓRDENES
1 / 37
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Wat is de betekenis van 'buenos días'?
A
goedemiddag
B
hoi
C
goedenavond
D
goedemorgen
Slide 24 - Quiz
Wat is de betekenis van 'buenas tardes'?
A
goedemiddag
B
hoi
C
goedenavond
D
goedemorgen
Slide 25 - Quiz
Wat is de betekenis van 'buenas noches'?
A
goedemiddag
B
hoi
C
goedenavond
D
goedemorgen
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Diapositive
Hoe vraag je hoe oud iemand is?
A
¿Cuántos años tienes?
B
¿Cómo te llamas?
C
¿Dónde vives?
Slide 28 - Quiz
Hoe vraag je naar de woonplaats van een persoon?
A
¿Cuántos años tienes?
B
¿Cómo te llamas?
C
¿Dónde vives?
Slide 29 - Quiz
Hola, ¿Cómo estás?
timer
0:30
Estoy bien 👍
¡Estupendo! 😁
Maravilloso 🤩
Cansado 😴🥱
Hambriento 🍕🍔🍟🌭😋
No muy bien :/ 👎😭
Slide 30 - Sondage
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo
Slide 34 - Question de remorquage
¿cómo se dice 'taal' en español?
A
oficina
B
idiomo
C
idioma
D
editar
Slide 35 - Quiz
Ik kan 10 woorden noemen van spullen in het klaslokaal in het Spaans.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)
Slide 36 - Sondage
Ik ken de namen van 5 kleuren in het Spaans.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)
