M2B - Thema 9 - Les 2

Leerdoelen 9-2
Aan het eind van deze les:

  • weet je wat een vergelijking is
  • kan je een vergelijking oplossen

Let op: bekijk de videos. Tijdens de videos krijg je ook vragen!
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen 9-2
Aan het eind van deze les:

  • weet je wat een vergelijking is
  • kan je een vergelijking oplossen

Let op: bekijk de videos. Tijdens de videos krijg je ook vragen!

Slide 1 - Diapositive

11. (in je schrift)
Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €3,-. Elke afdruk van een foto kost € 0,20.
Met de formule 0,20a + 3 = k , kun je de kosten uitrekenen.
Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

a. Je hebt 20 foto's laten afdrukken. Bereken de kosten.

(maak a en ga daarna naar de volgende slide voor het vervolg van de opdracht)


Slide 2 - Diapositive

11. (in je schrift)
Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €3,-. Elke afdruk van een foto kost € 0,20.
Met de formule 0,20a + 3 = k , kun je de kosten uitrekenen.
Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

a. Je hebt 20 foto's laten afdrukken. Bereken de kosten.
antwoord: 0,20 x 20 + 3 = €7,-
b. Jolien moet €8,- betalen. Welke vergelijking krijgt ze als ze €8,- op de juiste plek invult in de formule?
(bekijk de video op de volgende slide om je te helpen)


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

11. (in je schrift)
Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €3,-. Elke afdruk van een foto kost € 0,20.
Met de formule 0,20a + 3 = k , kun je de kosten uitrekenen.
Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

b. Jolien moet €8,- betalen. Welke vergelijking krijgt ze als ze €8,- op de juiste plek invult in de formule?
antwoord: 0,20a + 3 = 8
(8 komt op de plaats van k, van kosten te staan)
c. Laat met een berekening zien dat ze 25 foto's heeft laten afdrukken.



Slide 5 - Diapositive

11. (in je schrift)
Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €3,-. Elke afdruk van een foto kost € 0,20.
Met de formule 0,20a + 3 = k , kun je de kosten uitrekenen.
Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

b. Jolien moet €8,- betalen. Welke vergelijking krijgt ze als ze €8,- op de juiste plek invult in de formule?
c. Laat met een berekening zien dat ze 25 foto's heeft laten afdrukken.
0,20 x 25 + 3 = 8 dus klopt. 25 foto's kosten 8 euro.



Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

12. Faas gaat regelmatig zwemmen. Bij zijn kosten hoort de formule 5a = b. Hierbij is a het aantal keer dat Faas gaat zwemmen en b het bedrag in euro's.

a. In 1 jaar heeft Faas een bedrag van €115,- uitgegeven. Welke vergelijking hoort hierbij?
A
5 x 115 = b
B
5a = 115
C
5 x a = 115

Slide 8 - Quiz

12. (in je schrift)
12.Faas gaat regelmatig zwemmen. Bij zijn kosten hoort de formule 5a = b. Hierbij is a het aantal keer dat Faas gaat zwemmen en b het bedrag in euro's.

a. In 1 jaar heeft Faas een bedrag van €115,- uitgegeven. Welke vergelijking hoort hierbij?
Antwoord: 5a = 115

b. Laat zien dat a = 23 de oplossing is van de vergelijking

Slide 9 - Diapositive

12. (in je schrift)
12.Faas gaat regelmatig zwemmen. Bij zijn kosten hoort de formule 5a = b. Hierbij is a het aantal keer dat Faas gaat zwemmen en b het bedrag in euro's.

a. In 1 jaar heeft Faas een bedrag van €115,- uitgegeven. Welke vergelijking hoort hierbij?
Antwoord: 5a = 115

b. Laat zien dat a = 23 de oplossing is van de vergelijking

5 x 23 = 115. Als Faas 23 keer gaat zwemmen dan kost dat 115 euro.

Slide 10 - Diapositive

4

Slide 11 - Vidéo

00:30-00:34
Welk getal komt er op het
Welk getal moet er op het bordje komen staan om de som kloppend te maken?

Slide 12 - Diapositive

00:49-00:53
120 : 20 = 6

Slide 13 - Diapositive

01:18-01:22
Let op: er zit hier een klein foutje in de video. Hij zegt het goed, maar schrijft het fout op

Slide 14 - Diapositive

01:28-01:32
c = 78 : 26 = 3

Slide 15 - Diapositive

h = 70 : 7 = 10

Slide 16 - Diapositive

13. 2y +1 = 17
Probeer het zelf met deze aanpak, of klik door voor alle stappen

Slide 17 - Diapositive

13. 2y + 1 = 17

2y + 1 = 17

Slide 18 - Diapositive

13. 2y + 1 = 17

Slide 19 - Diapositive

13. 2y + 1 = 17

2y = 16

Slide 20 - Diapositive

13. 2y + 1 = 17

2y = 16
y = 16 : 2
Wil je opdracht 14 en verder samen met mij doen?
Stuur mij een prive bericht. Dan maak ik een groep aan met die kinderen en doen we er een aantal samen.

Slide 21 - Diapositive

Lees de aanpak boven 13. Maak opdracht 14 en plaats hieronder een foto.
(denk aan volledige berekening)

Slide 22 - Question ouverte

Maak 15 t/m 18
Plaats op de volgende dia van opdracht 18 een foto
(denk aan de volledige berekening)

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 18

Slide 24 - Question ouverte

Wat heb je
vandaag geleerd?

Slide 25 - Carte mentale

Zou je nog iets extra uitgelegd willen hebben? Zo ja, wat?

Slide 26 - Carte mentale

Klaar!
Je hebt goed gewerkt deze les! Geef aan mij door via Discord dat je klaar bent.
Daarna mag je iets voor jezelf doen. 

Slide 27 - Diapositive