2.2 Fascisme en communisme

Het interbellum
2.2 - Fascisme en Communisme 



1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec diapositives de texte et 6 vidéos.

Éléments de cette leçon

Het interbellum
2.2 - Fascisme en Communisme 



Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
In deze paragraaf leer je:
- hoe Mussolini opkwam in Italië
- hoe Italië een totalitaire dictatuur werd
- hoe de Sovjeteconomie werd ontwikkeld
- hoe de Sovjet-Unie een totalitaire dictatuur werd





Kenmerkend aspect: 
het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme en fascisme

Slide 2 - Diapositive

Fascisme

Slide 3 - Diapositive

Italië na de Eerste Wereldoorlog




  • Vocht mee aan de kant van de Geallieerden 
  • Na de overwinning volgden vredesonderhandelingen
  • Italië wilde gebiedsuitbreiding, maar kreeg te weinig.

Slide 4 - Diapositive





Onvrede in Italië over





  • De onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.
  • Angst voor een communistische revolutie 
  • Werkloosheid (ook onder oorlogsveteranen)




Slide 5 - Diapositive

Fascisme
  • De naam komt van het voorwerp dat je  hier ziet: een fasces
  • Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 6 - Diapositive

Knokploegen
  • Fasci di Combattimento (Zwarthemden)

  • Leider: Benito Mussolini

  • Gingen de straat op om te knokken met socialisten en communisten




Slide 7 - Diapositive

Benito Mussolini
Mars naar Rome (1922)

  • Nationale Fascistische Partij
  • Met geweld grepen de zwarthemden in een aantal steden de macht
  • Mussolini dreigde om Rome te veroveren
  • Uit angst voor een burgeroorlog stuurde de koning de regering naar huis
  • Mussolini wordt premier (en later Duce)

Slide 8 - Diapositive

Kenmerken van fascisme 
  • Antidemocratisch 

  • Anticommunistisch

  • Eén leider 

  • Militaristisch 

  • nationalistisch

Slide 9 - Diapositive

Totalitaire staat
  • Het leven van burgers wordt volledig beheerst door de staat. 
  • De staat is het belangrijkste, iedereen moest meewerken
  • Geen individuele vrijheid (tegenstanders werden uitgeschakeld)
  • Het volk werd geïndoctrineerd met propaganda
  • Persoonsverheerlijking


Slide 10 - Diapositive

Aan de slag
1. Lees paragraaf 2.2 (t/m het kopje 'dictatuur in Italië' 

2. Maak opdracht 1 t/m 5 van paragraaf 2.2

Slide 11 - Diapositive

Het interbellum
2.2 - Fascisme en Communisme 



Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Lien

Het interbellum
2.2 Fascisme en communisme 



Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

De Sovjet-Unie

Slide 18 - Diapositive


Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1928-1953)
Onder Stalin werd de communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. 


Slide 19 - Diapositive

  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één partij, de communistische partij

  • Communisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

Er was sprake van persoonsverheerlijking 
(Stalin)

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

De Sovjeteconomie
Industrialisatiepolitiek van Stalin:
  • De industrialisatie gaat niet snel genoeg en daarom stelt Stalin een planeconomie in (vijfjarenplannen). 
  • Het doel was om van de SU een sterke industriële mogendheid te maken.
  • De industrialisatie werd mogelijk gemaakt door de collectivisatie van de landbouw (boeren moeten zich aansluiten bij collectieve bedrijven -> kolchozen).
  • Veel boeren waren hier tegen (opstanden)




Slide 23 - Diapositive






  • Veel boeren kwamen in opstand tegen de collectivisatie
  • Stalin greep hard in. Hij gaf de schuld aan de rijke boeren ('koelakken')
  • De dictator gaf bevel koelakken te liquideren
  • Communisten konden nu genadeloos jacht maken op zelfstandige boeren
  • Miljoenen boeren werden vermoord of gedeporteerd tijdens deze klopjacht
  • Holodomor in Oekraïne

Slide 24 - Diapositive

Dictatuur in de Sovjet-Unie
  • De Sovjet-Unie wordt een totalitaire dictatuur 
  • Zelfs partijleden werden opgepakt en vermoord/gedeporteerd (de Grote terreur)
  • Stalinisme: communisme met extreme onderdrukking en persoonsverheerlijking door staatspropaganda 
  • Geloof in 'vadertje Stalin', die zorgde voor het welzijn. 

Slide 25 - Diapositive

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 26 - Diapositive



Showprocessen


  • Tegenstanders worden (meestal) vals beschuldigd en worden in een oneerlijke rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.
  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was begonnen: schuldig!

Slide 27 - Diapositive





Goelag






  • Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een goelag, een strafkamp.
  • In deze 'heropvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.
  • Sommige van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo




  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden worden vertoond.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive