NAh termen

NAh termen
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
VerpleegkundeMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

NAh termen

Slide 1 - Diapositive

wat is broca afasie

Slide 2 - Question ouverte

wat is afasie van wernicke

Slide 3 - Question ouverte

wat is conductie afasie

Slide 4 - Question ouverte

wat is globale afasie

Slide 5 - Question ouverte

wat ias amnestische afasie

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

wat versta jij onder cognitie

Slide 8 - Question ouverte

cognitie gebieden
bewustzijn, probleem oplossend vermogen, beslissend vermogen, begrip, intelligentie
concentratie, voorstelling,  zelfwaarneming, geheugen,georiënteerd in tijd plaats en persoon

Slide 9 - Diapositive

wat is een disharmonisch profiel

Slide 10 - Question ouverte

wat zijn executieve functies

Slide 11 - Question ouverte

executieve functie
Executieve functies of uitvoerende regelfuncties: processen in je brein die je (sociaal) gedrag en je leren aansturen (Huizinga & Smidts, 2017; Smidts, 2018). Er zijn evenveel indelingen als auteurs en de hoeveelheid executieve functies die beschreven worden variëren van acht tot drieënveertig. (Zie Stibco voor een mooi overzicht, Van Doorn, 2022) Ik houd de volgende indeling aan (Horeweg, 2023):
Planning en organisatie: Wat ga ik doen, wanneer en hoe doe ik dat?;
Taakinitiatie: Het vlot kunnen beginnen aan een taak of opdracht.
Aandachtsfunctie: Aandacht richten, wisselen, volhouden. Zeg maar: je hoofd bij de les houden;
Werkgeheugen: Informatie selecteren, tijdelijk vasthouden en ermee ‘werken.’ Verbinden met kennis uit langetermijn geheugen;
Inhibitie: De mate waarin je gedrag kunt uitstellen, afremmen of stoppen;
Emotieregulatie: het kunnen omgaan met je emoties, ze kunnen uiten en de uiting binnen ‘acceptabele’ grenzen houden;
Timemanagement: Het kunnen inschatten van benodigde tijd voor een taak. Ook besef van tijd hoort hierbij.
Cognitieve flexibiliteit: Kunnen schakelen tussen situaties of oplossingsmethoden;
Doelgericht doorzettingsvermogen: De vaardigheid om een doel te stellen en vol te houden om dat doel te bereiken.
Metacognitie: Denken over wat je doet, kijken of dat goed gaat, je gedrag bijstellen als dat nodig is.

Slide 12 - Diapositive

de gevolgen van afwijkingen aan de executieve functies

Slide 13 - Question ouverte