Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Wanneer was de Eerste Wereldoorlog?
A
Van 1900 - 1950
B
Van 1914 - 1918
C
Van 1924 - 1928
D
Van 1945 - 1950
Slide 1 - Quiz
Waar of niet waar?
In de Eerste Wereldoorlog vochten verschillende landen tegen Duitsland en Nederland.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
Adolf Hitler beloofde een einde te maken aan alle problemen in Duitsland. Hij richtte een nieuwe partij op. Hoe heette deze partij?
A
NSB
B
Nazi's
C
Verzet
D
NSDAP
Slide 3 - Quiz
De familie Frank vlucht weg uit Duitsland. In welke stad gaan zij wonen?
A
Rotterdam
B
Utrecht
C
Amsterdam
D
Den Haag
Slide 4 - Quiz
1. Engeland en Frankrijk verklaarden Duitsland de oorlog. 2. Hitler kwam aan de macht in Duitsland. 3. Duitsland viel met een leger Nederland binnen. 4. Het Duitse leger viel Polen binnen.
A
1-2-3-4
B
4-3-2-1
C
2-1-4-3
D
2-4-1-3
Slide 5 - Quiz
In welk jaar viel Duitsland Nederland binnen?
A
1939
B
1940
C
1941
D
1942
Slide 6 - Quiz
Na 4 dagen vechten bombardeert Hitler de stad.............
A
Rotterdam
B
Amsterdam
C
Utrecht
D
Den Haag
Slide 7 - Quiz
Als we het hebben over de bezetting; waar hebben we het dan over?
A
De tijd dat de Duitsers vochten tegen de Nederlanders.
B
De tijd dat de Duitsers de baas waren in Nederland.
Slide 8 - Quiz
Tijdens de bezetting vlucht onze koningin naar Engeland. Waar zien we onze koningin?
A
B
C
D
Slide 9 - Quiz
Welke 2 zinnen zijn waar? 1. De bezetting in Nederland duurde van 1939 tot 1945. 2. De bezetting in Nederland duurde van 1940 tot 1945. 3. Kranten die vertelden over het succes van de Duitsers waren toegestaan. 4. Tijdens de bezetting kon je hardop zeggen wat je dacht.
A
2 en 3
B
1 en 2
C
1 en 4
D
2 en 4
Slide 10 - Quiz
Een kleine groep mensen gaat in het verzet. Wat deden de mensen in het verzet niet?
A
Ze brachten geheime kranten rond.
B
Ze hielpen de Joden met onderduiken.
C
Ze werkten samen met de NSB.
D
Ze legden bommen in kantoren van de Duitsers.
Slide 11 - Quiz
Als Margot (de zus van Anne Frank) een oproep krijgt voor een werkkamp besluit het gezin te gaan onderduiken. Dit doen zij in het achterste deel van het bedrijf van vader Otto; het Achterhuis. Wat stond er voor de ingang van het Achterhuis?
A
Een hoge stapel boeken
B
Een schilderij van Van Gogh
C
Een kast met allerlei spullen
D
Een boekenkast
Slide 12 - Quiz
Hoeveel onderduikers zitten er in totaal ondergedoken in het Achterhuis?
A
4
B
6
C
8
D
10
Slide 13 - Quiz
Tijdens het onderduiken schrijft Anne Frank in haar dagboek. Aan wie schreef Anne haar verhalen?
A
Kitty
B
Hanneli
C
Margot
D
Edith
Slide 14 - Quiz
Wat past bij onderduiken?
A
Stil zijn en boodschappen doen
B
Verstoppen en doen waar je zin in hebt
C
Stil zijn en verstoppen
D
Buiten spelen en geholpen worden
Slide 15 - Quiz
Wat gebeurde op 4 augustus 1944?
A
Op deze dag werden de onderduikers opgepakt.
B
Op deze dag was Anne Frank jarig.
C
Op deze dag schreef Anne voor het laatst in haar dagboek.
D
Op deze datum werd Nederland bevrijd.
Slide 16 - Quiz
Hoe lang heeft Anne Frank ondergedoken gezeten?
A
1 jaar
B
2 jaar
C
3 jaar
D
4 jaar
Slide 17 - Quiz
De familie Frank beland in een concentratiekamp. Welke zin is waar?
A
Er waren alleen concentratiekampen in Duitsland.
B
De mensen in een concentratiekamp moesten hard werken.
C
Veel mensen overleefden zo'n kamp.
D
De kinderen gingen gewoon naar school.
Slide 18 - Quiz
Wie overleefde als enige het concentratiekamp?
A
Anne Frank
B
Margot Frank
C
Edith Frank
D
Otto Frank
Slide 19 - Quiz
Op welke datum is heel Nederland bevrijd?
A
4 mei 1944
B
4 mei 1945
C
5 mei 1944
D
5 mei 1945
Slide 20 - Quiz
Otto Frank laat de wens van Anne in vervulling gaan en laat haar dagboek drukken. Hoeveel exemplaren zijn er sindsdien verkocht?