Herhaling: Present Simple + Possessive pronouns

Welcome!
  • iPads gone
  •  Book, notebook and homework on your desks
TODAY:
  • Checking homework
  • Listening practice + vocabulary practice

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welcome!
  • iPads gone
  •  Book, notebook and homework on your desks
TODAY:
  • Checking homework
  • Listening practice + vocabulary practice

Slide 1 - Diapositive

Today + goals
Herhalen van Present Simple
Luisteropdracht: p.12/13 opdracht 3 en 4

Slide 2 - Diapositive

Wat we gaan doen
Opdrachten 2 en 5 blz. 12/13. 
Opdracht 2 blz. 18
Opdracht 6 blz. 22
Nieuwe woorden: blz 51 t/m 53

Slide 3 - Diapositive

Today + goals
  • Checking homework
  • Listening practice + vocabulary practice

Slide 4 - Diapositive

Present Simple Affirmative
Onderwerp I/you/we/they --> gebruik het hele werkwoord

Onderwerp he/she/it --> hele werkwoord + (e)s SHIT regel
- es bij: -o, sis-klanken
-ies bij: medeklinker+y
-s bij: alle anderen

Slide 5 - Diapositive

Present Simple Negative
Onderwerp I/you/we/they --> do not + hele werkwoord
We don't like snow.
Onderwerp he/she/it --> does not + hele werkwoord
She doesn't like ice.

Slide 6 - Diapositive

Present Simple Interrogative
onderwerp I/you/we/they --> Do + onderwerp + hele werkwoord
Do they swim?
onderwerp he/she/it --> Does + onderwerp + hele werkwoord
Does he swim?

Slide 7 - Diapositive

Wat is het juiste antwoord?
____ your parents________(play) golf?
A
Do/plays
B
Does/play
C
Do/play
D
Does/plays

Slide 8 - Quiz

Staat deze zin in de PC of de PS?He_____ (cycle) to school every morning.
A
cycle
B
cycling
C
cycles
D
is cycle

Slide 9 - Quiz

Staat deze zin in de PC of de PS?
He ______chocolate

A
isn't like
B
doesn't like
C
don't like
D
doesn't likes

Slide 10 - Quiz

Hoe maak je een Present Simple?
A
vorm van to be
B
werkwoord + ING
C
vorm van to be+ werkwoord + ING
D
Met het ww en she/he/it ww+(e)s(shit-regel

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je een Present Simple?
A
als de nederlandse zin in de tegenwoordige tijd staat
B
Bij feiten, gewoonten en iets wat regelmatig gebeurt
C
Als het nu gebeurt
D
Weet ik niet

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Lien