Economie Ve32 21-22; Les 2: Kostensoorten en afschrijvingen
ECONOMIE
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
VeehouderijMBOStudiejaar 2
Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
ECONOMIE
Slide 1 - Diapositive
Programma
Kostensoorten
Constante en variabele kosten
Afschrijvingen
Balans
Slide 2 - Diapositive
Constante en variabele kosten
Slide 3 - Diapositive
Kosten
constante kosten: onafhankelijk van productie
variabele kosten: afhankelijk van productie
totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten
TK = TVK + TCK
Slide 4 - Diapositive
Kostensoorten
Rentekosten
Ruimtekosten
Risicokosten
Slide 5 - Diapositive
Constante kosten berekenen
Bij het berekenen ga je altijd uit van normale productie
Voorbeeld:
Constante kosten: 500.000 euro per jaar
Technisch maximale capaciteit: 100.000 artikelen
Normale productie: 80.000 artikelen
500.000 / 80.000 = €6,25
Slide 6 - Diapositive
Bezettingsverschillen
Afwijking van de normale productie
Bezettingswinst of bezettingsverlies
2 soorten berekeningen:
Bij winst: (werkelijke productie - normale productie) x constante kosten per artikel
Bij verlies: (normale productie - werkelijke productie) x constante kosten per artikel
Slide 7 - Diapositive
VOORBEELD 1
Bezettingswinst:
Prijs per artikel: €6,25
Normale productie: 80.000 artikelen
Behaalde productie: 95.000 artikelen
Uitrekenen: (95.000 - 80.000) x 6,25 = €93.750
Slide 8 - Diapositive
VOORBEELD 2
Bezettingsverlies:
Prijs per artikel: €6,25
Normale productie: 80.000 artikelen
Behaalde productie: 67.500 artikelen
Uitrekenen: (80.000 - 67.500) x 6.25 = €78.125
Slide 9 - Diapositive
Nu zelf: Constante kosten: 50.000 euro Normale productie: 45.000 artikelen Na uitbereiding: Constante kosten: 100.000 euro Normale productie: 125.000 artikelen Wat bedragen voor uitbreiding de kosten per artikel?
A
€0,80
B
€1,11
C
€1,00
D
€0,91
Slide 10 - Quiz
Bedrijfscapaciteit uitbreiden
Als de bedrijfscapaciteit uitgebreid wordt veranderen de constante kosten, maar ook de normale capaciteit
In het eerdere voorbeeld was de normale capaciteit 80.000 artikelen met constante kosten van 500.000 euro, dat betekende een kostprijs van 6,25 per product.
Na uitbreiding liggen de constante kosten op 800.000 euro, maar is de normale capaciteit gestegen naar 140.000 artikelen.
Berekening nieuwe kostprijs: 800.000 / 140.000 = 5,71
Slide 11 - Diapositive
Nu zelf: Constante kosten: 50.000 euro Normale productie: 45.000 artikelen Na uitbereiding: Constante kosten: 100.000 euro Normale productie: 125.000 artikelen Wat bedragen na uitbreiding de kosten per artikel?
A
€0,80
B
€1,11
C
€1,00
D
€0,91
Slide 12 - Quiz
Is de kostprijs in de vorige opgave na uitbreiding hoger of lager geworden?
Slide 13 - Question ouverte
Zelf kostprijs berekenen
Hoeveel grondstoffen ben je nodig?
Hoeveel grondstof van welke soort?
Hoe bereken je dan de kostprijs?
Slide 14 - Diapositive
Voorbeelden op het bord
Slide 15 - Diapositive
Omzet
Slide 16 - Diapositive
Wat is omzet?
A
Winst die je hebt gemaakt op een product/dienst
B
Bedrag dat je op je rekening krijgt
C
Geldopbrengst van de verkochte producten/ verleende diensten
D
Inkoopprijs van artikelen
Slide 17 - Quiz
Omzet
Opbrengsten van verkochte producten of verleende diensten => Is dus GEEN winst!
Verschil tussen omzet en inkoopwaarde = brutowinst
Slide 18 - Diapositive
Brutowinstopslag
Bestaat uit opslag bedrijfskosten + winstopslag
Bedrijfskosten zijn: bv. huisvesting, personeel, reclame, etc.