Week 47 - les 2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

Jeudi

Mardi

Dimanche

Lundi

Vendredi

Mercredi

Samedi

Qu'est-ce qu'on va faire?

* Répéter bloc A

* Bloc B: lire

* Klokkijken

* Au travail

* Vocabulaire bloc B

* Discuter l'examen? / Un jeu

Fermez votre livre!

Vous êtes prêts?

l'anglais

1. biologie
2. Engels
3. Frans
4. wiskunde

pourquoi

1. slecht
2. de klas
3. aardig
4. waarom

de middelbare school

1. l'école
2. l'histoire
3. le collège
4. le/la prof

tekenen

1. la biologie
2. le dessin
3. la gym
4. le géographie

eerste

1. premier
2. sympa
3. nul/nulle
4. tomber

de leerling

1. la classe
2. l'école
3. l'élève
4. la gym

Bloc B (p. 106)

Prenez votre livre, page 106.

Ex. 9

Bloc B (p. 106)

Globaal lezen: eerst het onderwerp vinden, daarna lees je de inleiding en de tussenkopjes.

Maak daarna ex. 10b en 10c. 

Daarna kijken we het na.

Klokkijken

Il est deux heures. = Het is twee uur.

Il est deux heures et quart. = Het is kwart over twee. (Het is twee uur en een kwart). 

Il est deux heures et demie. = Het is half 3. (Het is twee uur en een half).

Il est trois heures moins le quart. = Het is kwart voor 3. (Het is drie uur min het kwart.)

Klokkijken

Il est deux heures. -> de uren (heures) zijn altijd in het meervoud, behalve als je zegt het is één uur.

Il est une heure.

Il est midi. = 12:00 uur

Il est minuit. = 00:00 uur

Il est midi et demi. = 12:30 uur 

Klokkijken

Het is 2:24.

Il est deux heures vingt-quatre.

Hoe zeg je dan het volgende?

Het is 3:16. 

Het is 8:29.

Het is 10:43.                                                      On fait ex. 12c ensemble.

Au travail!

* Faites ex. 11 et 12b.

* Travail individuel ou à deux.

* Questions? Posez-les!

* Prêt? Corrigez!

Après: apprenez voca B.

Vocabulaire B (p. 130)

Lisez les mots.

Questions?

Vervoeg:

Je _______ (parler)

Tu ________ (porter)

Nous __________ (détester)

Discuter l'examen

- We bespreken het proefwerk per opdracht.

- Je kan vragen stellen over de opdrachten. Luister goed!

- Tel aan het einde alle punten na en controleer of ik ze goed heb opgeteld. Denk ook aan de luisteropdracht.

- Kom na de les bij mij als je denkt dat het niet goed is gegaan.