4 De ein-Gruppe

De ein-Gruppe 
Kapitel 4
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De ein-Gruppe 
Kapitel 4

Slide 1 - Diapositive

Ziel

  • Je kunt de ein-Gruppe gebruiken 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

De de-Gruppe 
Wiederholung
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e Nominativ
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
3e Dativ
dem Mann
der Frau
dem Kind
den Kindern
4e Akkusativ
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder

Slide 4 - Diapositive

De ein-Gruppe 
niet alleen het persoonlijk voornaamwoord verandert van vorm in de verschillende naamvallen, maar ook het lidwoord! 
1e Nominativ:     ein Mann
mannelijk
3e Dativ:              einem Mann
4e Akkusativ:              einen Mann

Slide 5 - Diapositive

De ein-Gruppe 
niet alleen het persoonlijk voornaamwoord verandert van vorm in de verschillende naamvallen, maar ook het lidwoord! 
1e Nominativ:     eine Frau
vrouwelijk
3e Dativ:              einer Frau
4e Akkusativ:              eine Frau

Slide 6 - Diapositive

De ein-Gruppe 
niet alleen het persoonlijk voornaamwoord verandert van vorm in de verschillende naamvallen, maar ook het lidwoord! 
1e Nominativ:     ein Kind
onzijdig
3e Dativ:              einem Kind
4e Akkusativ:              ein Kind

Slide 7 - Diapositive

De ein-Gruppe 
niet alleen het persoonlijk voornaamwoord verandert van vorm in de verschillende naamvallen, maar ook het lidwoord! 
1e Nominativ:     keine Kinder
meervoud
3e Dativ:              keinen Kindern
4e Akkusativ:              keine Kinder

Slide 8 - Diapositive

De ein-Gruppe 
Alles op een rij
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e Nominativ
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
3e Dativ
einem Mann
einer Frau
einem Kind
keinen Kindern
4e Akkusativ
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder

Slide 9 - Diapositive

De ein-Gruppe 
Bijzonderheden:
* Ook (k)ein en de bezittelijk voornaamwoorden veranderen van vorm in de verschillende naamvallen
* De bezittelijke voornaamwoorden krijgen dezelfde uitgangen als het onbepaald lidwoord ein(e). 
* ein Gruppe = kein(e) + bezittelijke voornaamwoorden
* Je gebruikt de vormen op dezelfde manier als bij het persoonlijk voornaamwoord
Er fliegt mit ihr nach Spanien
Er fliegt mit unserer Oma nach Spanien

Slide 10 - Diapositive

Ich habe dich mit (de) Hund (m) gesehen.
A
dem
B
der
C
den
D
die

Slide 11 - Quiz

Das Buch ist für (de) Mann.
A
der
B
den
C
das
D
dem

Slide 12 - Quiz

Zu (het) Haus gehört ein großer Garten.
A
dem
B
der
C
den
D
die

Slide 13 - Quiz


A

Slide 14 - Quiz

Er hat was gegen (haar) Vorschlag (m).
A
ihr
B
ihre
C
ihres
D
ihren

Slide 15 - Quiz

Er bekam ein Kompliment von (zijn) Lehrerin.
A
sein
B
seiner
C
seinem
D
seine

Slide 16 - Quiz

Du musst um (het) Gebaüde (o) laufen.
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 17 - Quiz

Simon und Leila gehen nach (de) Großeltern ins Haus.
A
dem
B
der
C
den
D
die

Slide 18 - Quiz

Wir haben gegen (jouw) Mannschaft (v) verloren.
A
dein
B
deine
C
deiner
D
deinem

Slide 19 - Quiz