Nederlands 3GTA 12 januari

Plattegrond
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Plattegrond

Slide 1 - Diapositive

Tijdens het zelfstandig werken mogen jullie oortjes in
Als je naam hier staat :)
Doe nu wel eerst je telefoon in de telefoontas

Slide 2 - Diapositive

Wat wil ik zien
Zelfstandig werken: Je praat op een fluisterniveau met degene naast je. Dit betekent dat hij/zij je kan verstaan, maar iemand anders niet. Je bent actief aan het werk, dit zie ik doordat je je boek open hebt en de antwoorden in je schrift zet.

Dit gaat al heel goed! Ga zo door.

Slide 3 - Diapositive

Afspraken
Na waarschuwing toch nog kauwgom in? --> Kauwgom krabben
Naam op het bord = waarschuwing
Streepje = strafwerk
Twee streepjes = gele brief

Bij goed werken kan je naam altijd van het bord.

Slide 4 - Diapositive

  • Taalverzorging hoofdstuk 4

Slide 5 - Diapositive


  • Je herkent verwijswoorden in een zin
  • Je kunt woorden op de juiste manier in meervoud schrijven

Slide 6 - Diapositive

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:







het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 7 - Diapositive

Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

  • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

Slide 8 - Diapositive

Hoe verwijs ik?
Dingen
Mensen
waarmee, waarvan, waarover, waaraan enzovoort
 met wie, van wie, over wie, aan wie enzovoort 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive


Maak de opdracht 1, 2 en 3 van hoofdstuk 4: Verwijswoorden blz 114 en 115
Vragen? Stel ze gerust
Je kunt ook zachtjes overleggen
timer
20:00

Slide 11 - Diapositive

Meervouden
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud.

Dit meervoud kan op verschillende manieren worden gevormd: 
- meervoud op -en/-ën 
- meervoud op 's
- meervoud op -s


Slide 12 - Diapositive

Woorden die eindigen op -ie krijgen in het meervoud -ën. Als de klemtoon op de ie valt komt er een extra e bij. 

Knie - knieën                  Drie - drieën
Bacterie - bacteriën     Kolonie - koloniën

Woorden die eindigen op -ee krijgen in meervoud ën
Zee - zeeën


Slide 13 - Diapositive

Apostrof
Wat is het?

Wanneer gebruik je het?

Slide 14 - Diapositive

De apostrof
Na: a, e, i, o, u en y


pizza - pizza's
ski - ski's
foto - foto's
baby - baby's

Slide 15 - Diapositive


Maak de opdracht 1 tot en met 4 van hoofdstuk 4: Meervoud
Vragen? Stel ze gerust
Je kunt ook zachtjes overleggen


timer
20:00

Slide 16 - Diapositive

Alle opdrachten taalverzorging hoofdstuk 4

Slide 17 - Diapositive