Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Les 6
Slide 1 - Diapositive
Herhalen Theorie WTT
Les 1 + 2 + 4 + 5
Slide 2 - Diapositive
‘We gaan dit plan uitvoeren omdat het verzuim binnen onze organisatie met 5% is gestegen.’
A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onderschikkend argument
C
onafhankelijk nevenschikkend argument
D
enkelvoudig argument
Slide 3 - Quiz
Het CPB kwam met een rapport waarin stond dat de armoede in Nederlands is toegenomen.
A
argument op basis van voorbeelden
B
argument op basis van vergelijking
C
argument op basis van vermoedens
D
argument op basis van gezag
Slide 4 - Quiz
Ik kwam te laat op school, omdat mijn band lek was en ik daarna de bus miste.
A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onafhankelijk nevenschikkend argument
C
onderschikkend argument
D
enkelvoudig argument
Slide 5 - Quiz
(...) Sportartsen concludeerden dan ook een duidelijk verband tussen het eten van koolhydraten en het uithoudingsvermogen van sporters.
Door het eten van veel koolhydraten verhogen de sporters hun kans op succes. (...)
Het verband tussen deze twee 'alinea's' wordt gevormd door:
A
Overlappers
B
Signaalwoorden
C
Signaalzinnen
D
Overgangszin met een verwijswoord.
Slide 6 - Quiz
De appeltaart is vies, want er zitten noten in en die noten komen uit Mexico.
A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onafhankelijk nevenschikkend argument
C
onderschikkend argument
D
enkelvoudig argument
Slide 7 - Quiz
Als jongens langer mogen voetballen, nou dan mogen wij meisjes ook!
A
argument gebaseerd op controleerbare
feiten of onderzoek
B
argument gebaseerd op ervaring
C
argument gebaseerd op voorbeelden
D
argument gebaseerd op analogie
(vergelijking)
Slide 8 - Quiz
De appeltaart is vies, want er zitten noten in en kaneel.
A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onafhankelijk nevenschikkend argument
C
onderschikkend argument
D
enkelvoudig argument
Slide 9 - Quiz
In pretpark Walibi zijn vele attracties. Er is een achtbaan en een draaimolen. Verder is een een grote glijbaan. Daarnaast is Walibi beroemd om zijn waterbaan.
De signaalwoorden geven een ......
A
tegenstelling
B
oorzaak
C
opsomming
D
gevolg
Slide 10 - Quiz
Een tekst waarvan het doel is om de lezer te overtuigen
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing
Slide 11 - Quiz
‘Je moet meer bewegen, want wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat regelmatige lichaamsbeweging het risico op chronische ziektes vermindert.’
A
enkelvoudig argument
B
onderschikkend argument
C
onafhankelijk nevenschikkend argument
D
afhankelijk nevenschikkend argument
Slide 12 - Quiz
De manier waarop ze die schildpadden hielpen was echt bewonderenswaardig.
A
argument op basis van emoties
B
argument op basis van ervaring
C
argument op basis van voorbeelden
D
argument op basis van nuttig of gewenst gevolg
Slide 13 - Quiz
Een tekst waarin de schrijver interpretaties, verklaringen, of opinies voorlegt.
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing
Slide 14 - Quiz
Onderzoek heeft getoond dat 7% van mannen tussen de 30 en 35 jaar single is.
A
argument gebaseerd op autoriteit
B
argument gebaseerd op feiten
C
argument gebaseerd op veronderstelling
D
argument gebaseerd op ervaring
Slide 15 - Quiz
Welk signaalwoord gebruiken we om een tegenstellend verband te creëren in een zin of tussen alinea's?
A
niettemin
B
daarnaast
C
met de bedoeling
D
zoals
Slide 16 - Quiz
Mijn broer is boos op mijn ouders, want hij heeft huisarrest gekregen omdat hij vorig weekend veel te laat was thuisgekomen.
A
enkelvoudig argument
B
onderschikkend argument
C
afhankelijk nevenschikkend argument
D
onafhankelijk nevenschikkend argument
Slide 17 - Quiz
Een betoog is
A
objectief
B
subjectief
Slide 18 - Quiz
In de komende jaren zal de verontreiniging alleen nog maar toenemen.
A
argument gebaseerd op
ervaringen
B
argument gebaseerd op feiten
C
argument gebaseerd op veronderstelling
D
argument gebaseerd op emoties
Slide 19 - Quiz
Mijn broer en zus zijn allebei boos op mijn ouders, mijn broer heeft huisarrest gekregen en mijn zus krijgt geen extra zakgeld.
A
enkelvoudig argument
B
onderschikkend argument
C
onafhankelijk nevenschikkend argument
D
afhankelijk nevenschikkend argument
Slide 20 - Quiz
Een uiteenzetting is
A
objectief
B
subjectief
Slide 21 - Quiz
‘Ik ga morgen met mijn team naar restaurant X, want dat ligt op een paar minuten loopafstand van ons kantoor.’
A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onderschikkend argument
C
onafhankelijk nevenschikkend argument
D
enkelvoudig argument
Slide 22 - Quiz
WTT Theorie bladzijde 58 - 60
12) Drogredenen
Slide 23 - Diapositive
Drogredenen & Discussieregels
Veel argumenten die tijdens een discussie genoemd worden zijn onjuist of fout. Dit noemen we drogredenen. Er is sprake van een drogreden als er onjuist gebruik gemaakt wordt van een argumentatieschema of als er een overtreding van een discussieregel plaatsvindt.
Discussieregels zijn:
De vrijheidsregel / De verdedigingsplichtregel / De standpuntsregel / De relevantieregel
De verzwegen-argumentregel / De uitgangspuntregel / De geldigheidsregel
De argumentatieschema regel / De afsluitingsregel / De taalgebruiksregel
Drogredenen die argumentatieschema's onjuist gebruiken
We onderscheiden de volgende zeven drogredenen die argumentatieschema's onjuist gebruiken:
Onjuist beroep doen op een oorzaak-gevolg schema
Onjuist beroep doen op een kenmerk- of eigenschapsschema
Onjuist beroep doen op een voor- en nadelenschema: overdrijven van voor- of nadelen
Onjuist beroep doen op een voor- en nadelenschema: vals dilemma
Onjuist beroep doen op een voorbeeldschema: overhaaste generalisatie
Onjuist beroep doen op een vergelijkingsschema: verkeerde vergelijking
Onjuist beroep op autoriteit
Slide 25 - Diapositive
Drogredenen die discussieregels overtreden:
Persoonlijke aanval
Ontduiken van bewijslast
Cirkelredenering
Vertekenen van standpunt
Bespelen van publiek
Slide 26 - Diapositive
"Mijn oma rookte een pakje sigaretten per dag en ze is 102 geworden, dus roken is niet ongezond!"
Welk soort drogreden zien we in deze uitspraak?
A
persoonlijke aanval
B
overhaaste generalisatie
C
onjuist beroep doen op autoriteit
D
bespelen van het publiek
Slide 27 - Quiz
"Ik vind Dorian erg aardig, omdat ik haar graag mag."
Welk soort drogreden zien we hier?
A
onjuist beroep op oorzaak en gevolg
B
onjuist beroep op voor- en nadelen
C
vals dilemma
D
cirkelredenering
Slide 28 - Quiz
"Jouw ideeën voor duurzaamheid zijn waardeloos, want jij leeft zelf ook niet groen."
Welk soort drogreden zien we hier?
A
cirkelredenering
B
bespelen van publiek
C
persoonlijke aanval
D
vertekenen van een standpunt
Slide 29 - Quiz
"Advocaat: Iedereen begrijpt natuurlijk dat deze man veroordeeld moet worden."
Welk soort drogreden wordt hier gebruikt?
A
bespelen publiek
B
persoonlijke aanval
C
vertekenen van een standpunt
D
verkeerde vergelijking
Slide 30 - Quiz
"De huizenmarkt gaat de komende jaren helemaal instorten. Dat zei Yvonne Coldeweijer gisteren nog op haar juicekanaal."
Welk soort drogreden zien we hier?
A
onjuist beroep op kenmerk/eigenschapsschema
B
onjuist beroep op voor- en nadelenschema
C
onjuist beroep op autoriteitsschema
D
onjuist beroep op vergelijkingsschema
Slide 31 - Quiz
"Rody praat veel. Hij is een slechte chauffeur."
A
cirkelredenering
B
onjuist beroep op kenmerk- of eigenschapsschema
C
overhaaste generalisatie
D
vals dilemma
Slide 32 - Quiz
"Alle buslijnen zouden ook ‘s nachts moeten rijden, want dan is het rooster flexibeler voor reizigers, is er meer werkgelegenheid, en is de reizigersstroom beter verspreid."
Welk soort drogreden zien we hier?
A
bespelen van het publiek
B
vertekenen van een standpunt
C
ontduiken van bewijslast
D
overdrijven van voor- en/of nadelen
Slide 33 - Quiz
Examentraining/ Leesvaardigheid
Aan de slag:
* Tekst 5 lezen en de opdrachten maken.
Niet af in de les = huiswerk voor de volgende les waarin we WTT/WTO behandelen