H6 Herhaling

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

H6 Iedereen betaalt belasting

§ 6.1 Je inkomen wordt belast.

§ 6.2 Hoeveel belasting betaal je?

§ 6.3 Eerlijk zullen we alles delen?

§ 6.4 Iedereen betaalt mee.

Herhaling

H6 Iedereen betaalt belasting

 1 Rekenen

2 Begrippen

3 Quiz-vragen

(4 Extra opgaven)

Herhaling

Maken: rekenopgave 5, 7 en 8 (blz. 192)

Opgave 5 (blz. 192)

a  

Opgave 5 (blz. 192)

a  Jaarinkomen = € 3.118 × 12 =                             € 37.416

     Vakantietoeslag = € 37.416 ÷ 100 × 8 =         €   2.993,28 +

                                                                                            € 40.409,28

     Eindejaarsuitk. = € 40.409,28÷ 100 × 8,3 = €   3.353,97 +

                                                                                            € 43.763,25

Opgave 5 (blz. 192)

b  

Opgave 5 (blz. 192)

b  Jaarinkomen:                 € 43.763         (antw. a)

     Bijtelling:                          €    4.768 +

                                                   € 48.531

     Aftrekposten:                 €       928 –

     Belastbaar inkomen:   € 47.603

Opgave 5 (blz. 192)

c  

Opgave 5 (blz. 192)

c  Bijtelling: € 4.769 = 16%

     

    Nieuwwaarde auto = 100%  -->  € 4.768 ÷ 16 × 100 = € 29.800

Opgave 7 (blz. 192)

a  Belastbaar inkomen: € 31.690

     

   

Opgave 7 (blz. 192)

a  Belastbaar inkomen: € 31.690

     Belasting: € 31.690 ÷ 100 × 37,1 = € 11.756,99  -->  € 11.756

   

Opgave 7 (blz. 192)

a  Belastbaar inkomen: € 31.690

     Belasting: € 31.690 ÷ 100 × 37,1 = € 11.756,99 

b  Belastbaar inkomen: € 80.900  -->  twee tarieven!!!

     

   

Opgave 7 (blz. 192)

b  Belastbaar inkomen: € 80.900

Stap 1: In schijf 1 zit € 68.508

               In schijf 2 zit € 12.392 (= 80.900 - 68.508)

Opgave 7 (blz. 192)

b  Belastbaar inkomen: € 80.900

Stap 1: In schijf 1 zit € 68.508

               In schijf 2 zit € 12.392 (= 80.900 - 68.508)

Stap 2:

Belasting in schijf 1: 68.508 ÷ 100 × 37,1 = 25.416,47 --> € 25.416

Belasting in schijf 2: 12.392 ÷ 100 × 49,5 = 6.134,04 --> € 6.134

Opgave 7 (blz. 192)

b  Belastbaar inkomen: € 80.900

Stap 1: In schijf 1 zit € 68.508

               In schijf 2 zit € 12.392 (= 80.900 - 68.508)

Stap 2:

Belasting in schijf 1: 68.508 ÷ 100 × 37,1 = 25.416,47 --> € 25.416

Belasting in schijf 2: 12.392 ÷ 100 × 49,5 = 6.134,04 --> € 6.134

Stap 3: Belasting:  25.416 + 6.134 = € 31.550

Opgave 8 (blz. 192)

a  

Opgave 8 (blz. 192)

a  Belastbaar vermogen: € 61.000 – € 50.000 = € 11.000

b  

Opgave 8 (blz. 192)

a  Belastbaar vermogen: € 61.000 – € 50.000 = € 11.000

b  Fictief rendement: € 11.000 ÷ 100 × 1,9 = € 209

c  

Opgave 8 (blz. 192)

a  Belastbaar vermogen: € 61.000 – € 50.000 = € 11.000

b  Fictief rendement: € 11.000 ÷ 100 × 1,9 = € 209

c  Vermogensrendementsheffing: 

     € 209 ÷ 100 × 31 = € 64  -->  € 64

Belasting betalen ... in 3 boxen

Box 1: belastbaar inkomen uit werk en eigen woning 

            (§ 6.1 + § 6.2)

Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang, bijv. > 5% aandelen

Box 3: inkomen uit vermogen, bijv. spaargeld en beleggingen   

             (§ 6.2)

     inkomen uit werk

  + bijtellingen

   - aftrekposten

     --------------------------

     belastbaar inkomen

eigenwoningforfait

auto van de zaak

b

hypotheekrente 

giften goede doelen

reiskosten woon-werkverkeer 

a

Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!!!

(brutoloon of nettowinst eigen onderneming)

Progressief belastingtarief:

het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Box 3: Vermogen = spaargeld + beleggingen - schulden 

                                                                                         (m.u.v. hypotheek)

                                                                                           

   Vermogen

   Heffingsvrij vermogen (= ong. € 57.000 per persoon)

- ------------------------------

   Belastbaar vermogen

De belasting die je in box 3 betaalt over het belastbaar vermogen = vermogensrendementsheffing

Eindschema

Belasting box 1

Belasting box 3

----------------------------------------- +

Totale belasting

Heffingskortingen

----------------------------------------- -

Verschuldigde inkomstenbelasting

Let op!

heffingskortingen zijn wat anders dan aftrekposten (zie ook § 6.1)

Probleem!

Steeds meer inactieven en

steeds minder actieven.

NIVELLERING 

de inkomens-verschillen 

worden 

in verhouding

(in %)

KLEINER

DENIVELLERING

de inkomens-verschillen

worden 

in verhouding

(in %)

GROTER

volgende dia

Wat heb je geleerd?

Wat heb je geleerd?

Juist of onjuist?
Het eigenwoningforfait is een aftrekpost.

1. Juist
2. Onjuist

Wat is de aftrekpost voor wat betreft de hypotheek?

1. Rente
2. Aflossing
3. Rente + aflossing
4. Rente + aflossing + lening

Vul in: HOOG óf LAAG.
De belastingbetaler wil graag een zo ............. mogelijk belastbaar inkomen!

1. HOOG
2. LAAG

De loonheffing bestaat uit .......

1. loonbelasting + premies volksverzekeringen
2. loonbelasting + premies werknemersverzekeringen
3. premies volks- en werknemersverzekeringen
4. loonbelasting + pensioenpremie

Wat gebeurt er als de ingehouden loonheffing hoger is dan de te betalen inkomstenbelasting?

1. Je krijgt dan een naheffing
2. Je krijgt dan een voorheffing
3. Je krijgt dan geld terug van de Belastingdienst
4. Er gebeurt dan helemaal niets.

Welk tarief geldt bij de zgn.
'vlaktaks'?

1. progressief tarief
2. degressief tarief
3. proportioneel tarief

Door een progressief tarief worden de inkomensverschillen in verhouding
...

1. kleiner
2. groter

Wat wordt bedoeld met
fictief rendement?

1. de werkelijke opbrengst
2. de positieve opbrengst
3. de denkbeeldige opbrengst
4. de netto- opbrengst

Juist of onjuist?
Hoe hoger de heffingskortingen, hoe meer belasting iemand betaalt.

1. Juist
2. Onjuist

Wanneer de verschillen in inkomens in verhouding (dus in procenten) kleiner worden, noem je dat ....

1. nivellering
2. denivellering

Alle inkomens dalen met € 50.
Hier is sprake van ...

1. nivellering
2. denivellering
3. geen van beide

Alle inkomens dalen met 2,5%.
Hier is sprake van ...

1. nivellering
2. denivellering
3. geen van beide

Als de gebruiker betaalt voor een overheidsdienst, dan is er sprake van het ...

1. draagkrachtbeginsel
2. solidariteitsbeginsel
3. profijtbeginsel

Het progressief belastingtarief is een voorbeeld van het ...

1. draagkrachtbeginsel
2. solidariteitsbeginsel
3. profijtbeginsel

Aan het werk

Maken: 

* Samenvatting (blz. 186 of online)

* Herhalingsopdrachten (blz. 188)

* Plusopdrachten (blz. 190)

* Rekenen (blz. 192 of online)