GMK P2.4 - Les 3 - Antipsychotica

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als iemand langer dan 2 weken somber is en/of nergens meer plezier in heeft.

Waar hebben we het dan over?
A
Aandachtsstoornis
B
Bipolaire stoornis
C
Depressie
D
Schizofrenie

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een depressie heeft iemand teveel serotonine
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Antidepressiva zorgen voor een sterker effect van serotonine
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe lang duurt het voordat antidepressiva werken?
A
Meteen
B
Na een paar dagen
C
Na 1-2 weken
D
Na 2-6 weken

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen bijwerking van antidepressiva?
A
Slaapproblemen
B
Verergering klachten
C
Gewichtstoename
D
Spierpijn

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Na een jaar mag je in 1x stoppen met antidepressiva
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Antidepressiva worden niet gebruikt bij:
A
Angst
B
Depressie
C
Psychose
D
Zenuwpijn

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

SSRI
TCA
Overige
Amitriptyline
Paroxetine
Clomipramine
Sint Janskruid
Sertraline
Fluoxetine
Mirtazepine
Nortriptyline

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Droge mond en moeite met plassen komen vooral voor bij:
A
SSRI
B
TCA
C
Overige antidepressiva

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk middel wordt ook (offlabel) gebruikt bij slaapproblemen?
A
Clomipramine
B
Mirtazepine
C
Paroxetine
D
Zyprexa

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen symptoom van een psychose?
A
hallucinaties
B
schuldig voelen
C
verwardheid
D
wanen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hieronder staan de symptomen van een psychose.
Wat zijn de positieve symptomen?
A
Hallucinaties, wanen en verwardheid
B
Weinig energie, weinig sociaal, verstoord ritme

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de medische term voor 'Dingen zien en horen die er niet zijn'?
A
bipolaire stoornis
B
hallucinaties
C
paranoïde
D
wanen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de medische term voor:
Als iemand denkbeelden heeft die niet overeenkomen met de werkelijkheid?
A
hallucinatie
B
wanen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Delier
Manie
Schizofrenie
Verwardheid, onrust of juist teruggetrokken
Opgewonden, veel energie, overmoedigheid
Vooral bij ouderen
Wanen, hallucinaties, verwardheid

Slide 25 - Question de remorquage

De botten in ons lichaam worden tijdens ons hele leven afgebroken en weer opnieuw opgebouwd. 
Belangrijkste cellen hierbij:
1. osteoclasten: liggen direct op het botweefsel en scheiden zure en eiwit oplossende  enzymen uit waardoor de botmatrix oplost. 
2. Osteoblasten: bouwen het bot op door het verhogen van de calciumspiegel. 
3. Osteocyten: zijn rijpe osteoblasten, die steeds oude materix afbreken en weer nieuwe aanmaken. 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antipsychotica hebben geen effect op
A
Weinig energie
B
Hallucinaties
C
Verwardheid
D
Wanen

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke neurotransmitter hebben antipsychotica invloed?
A
Adrenaline
B
Dopamine
C
Noradrenaline
D
Serotonine

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Antipsychotica zijn:
1) Kalmerend
2) Niet verslavend
A
Beide waar
B
1) waar; 2) niet waar
C
1) niet waar; 2) waar
D
Beide niet waar

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Klassiek antipsychoticum
Atypisch antipsychoticum
Quetiapine
Pipamperon
Haloperidol
Clozapine
Olanzapine
Aripiprazol

Slide 31 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bijwerkingen komen voor bij antipsychotica?

Slide 35 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Klassieke antipsychotica geven vaker
1) bewegingsstoornissen
2) gewichtstoename
A
Beide waar
B
1) waar ; 2) niet waar
C
1) niet waar ; 2) waar
D
Beide niet waar

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bijwerking komt niet voor bij antipsychotica?
A
Gewichtstoename
B
Huiduitslag
C
Parkinsonisme
D
Slaperigheid

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke aandoening is een contra-indicatie voor antipsychotica?
A
ADHD
B
Depressie
C
Migraine
D
Parkinson

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk middel wordt niet gebruikt bij een manie?
A
Camcolit
B
Lithium
C
Priadel
D
Sertraline

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor een middel is haldol?
A
Antidepressivum
B
Antipsychoticum
C
Benzodiazepine
D
SSRI

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions