19-03-2024 V3B gram herhalen + leren voor pw

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Telefoon in de telefoontas 

Boek op tafel


Bonjour à tous!
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Telefoon in de telefoontas 

Boek op tafel


Bonjour à tous!

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui:
- Passé composé herhalen
- Lijdend voorwerp vervangen herhalen
- Zinnen in de toets
- Au travail!


Slide 2 - Diapositive

De passé composé (met être)
Wat hebben jullie hiervan onthouden?

Slide 3 - Diapositive

Passé composé
Wat is het en bij welke ww's gebruiken we het?
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd

 Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Bijv. jij bent ergens op vakantie geweest en jij vertelt tegen een vriend wat jij allemaal hebt gedaan.

Werkwoorden op -er
 -> parler, rencontrer, manger 
Werkwoorden op -re -> prendre, apprendre, comprendre
Werkwoorden op -ir -> partir, finir, sortir









Slide 4 - Diapositive

Le passé composé
De passé composé bestaat uit 2 delen 
NIEUW -> KAN MET 2 HULPWERKWOORDEN GEMAAKT WORDEN 
Avoir = hebben
Être = zijn

Welke moet je gebruiken? -> Luister naar het Nederlands!   

Testvraag: parler -> avoir of être? 
                   aller -> avoir of être?






Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden op -er / -re / -ir  
passé composé

pc -er
pc -ir
pc -re
vorm van avoir/être 
+
stam + ?


vorm van avoir/être 
+
stam + ?


vorm van avoir/être 
+
stam + ?


Slide 6 - Diapositive

Werkwoorden op -er / -re / -ir  
passé composé

pc -er
pc -ir
pc -re
vorm van avoir/être 
+
stam + é


vorm van avoir/être 
+
stam + u


vorm van avoir/être 
+
stam + i


Slide 7 - Diapositive

Als je être als hulpwerkwoord moet gebruiken



Als jij être als hulpwerkwoord gebruikt, komt er soms een extra -e, -s of -es achter het voltooid deelwoord. Dat ligt aan het onderwerp. Hieronder een paar voorbeelden.

Zij is gegaan (een meisje) - Elle est allée
Lisa et Lena zijn gegaan (2 meisjes) - Lisa et Lena sont allées
Tim en Tom zijn gegaan ( 2 mannen) - Tim et Tom sont allés 

* Bij hulpwerkwoord avoir het gebeurt niets met het voltooid deelwoord. 
   Er komt geen extra -e, -s of -es. 

Slide 8 - Diapositive

Uitzonderingen voltooid deelwoord
avoir -> ik heb gehad = j'ai eu
être -> j'ai été
faire -> j'ai fait
prendre -> j'ai pris


 commencer -> ik ben begonnen = j'ai commencé

Slide 9 - Diapositive

   Kort stappenplan 
1. Kiezen tussen avoir of être (luister naar het Nederlands)
2. De juiste persoonsvorm van het hulpwerkwoord (uit het rijtje)
3. Maak het voltooid deelwoord (stam + é of stam + u of stam + i) 
(Let er wel op of je te maken hebt met een uitzondering)
4. Als je être moet gebruiken, let op of het onderwerp mannelijk, vrouwelijk of in meervoud is!  (gebruik schema voor e/s/es) 

De formule: Altijd een hulpwerkwoord + voltooid deelwoord!

Slide 10 - Diapositive

Lijdend voorwerp vervangen
Wat hebben jullie hiervan onthouden?

Slide 11 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
+ lijdend voorwerp vervangen
Je kunt in het Frans het lijdend voorwerp in een zin vervangen door le/la/l'/les.  Le, la, l' en les zijn persoonlijk voornaamwoorden. 

vb nl -> ik ken Sophie, ik ken haar
vb frans -> je connais Sophie, je la connais

Op de toets staat het lijdend voorwerp onderstreept, jij hoeft het alleen te vervangen én op de juiste plek in de zin te zetten.

Slide 12 - Diapositive

Tot zo ver:
1. Je kijkt naar het onderstreepte lijdend voorwerp.

2. Je bedenkt of het mannelijk, vrouwelijk, meervoud of met klinker/h begint.

3. Aan de hand daarvan vervang je het lijdend voorwerp voor le, la, l' of les.


Slide 13 - Diapositive

De plek van het vervangde lijdend voorwerp
Als je het lijdend voorwerp hebt vervangen door le, la, l' of les, dan moet je het nog op de juiste plek in de zin zetten.

Le, la, l' of les staat altijd VOOR het eerste werkwoord in de zin.

MAAR
Staat er een heel werkwoord in de zin? -> Dan staat le, la, l' of les altijd VOOR het hele werkwoord.


Slide 14 - Diapositive

Dus -> de hele uitleg:
1. Je kijkt naar het onderstreepte lijdend voorwerp.

2. Je bedenkt of het mannelijk, vrouwelijk, meervoud of met klinker/h begint.

3. Aan de hand daarvan vervang je het lijdend voorwerp voor le, la, l' of les.

4. Je zet le, la, l' of les VOOR het eerste werkwoord in de zin

5. Staat er een heel werkwoord in de zin, dan zet je het VOOR het hele ww.


Slide 15 - Diapositive

Apprendre pour le test
Donderdag 28 maart
Wat moet je leren?
- Voca A + B + E + F (p.124-125) F-NL / NL-F
- Phrases-clés C + G (p.126) F-NL / NL-F
- Grammaire D + H (p.127)
- Werkwoorden être, avoir, aller en faire
- Werkwoorden op -er, -ir, -re 


Slide 16 - Diapositive