Ostern 1BK

• Duits
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Herzlich Willkommen! 

Herzlich Willkommen!

Vergeet je telefoon niet.....

Leefafspraken

1. We luisteren naar elkaar en praten niet door elkaar heen.

2. Jassen petten liggen in de kluis of hangen aan de kapstok

3. Bij binnenkomst in het lokaal stop je je telefoon in de telefoontas

4. Je hebt je spullen op orde en zit startklaar aan het begin van de les

5. We houden beneden pauze, daar mag je eten en drinken en naar de WC

Rückblick (terugblik)

Aufbau der Stunde

• Hausaufgaben besprechen
• Thema Ostern
  
• der/die/das Quiz
• Abrunden
  

Lernziele = leerdoelen

Du kennst/kannst (Je kent/kunt)

• een video over Pasen begrijpen
  
• een video over paaseieren bergrijpen
• iets vertellen over het hoe en waarom van Pasen
• de verschillen tussen de lidwoorden der, die en das 

Huiswerk bladzijde 80+81

B

Woran denkst du bei dem Wort 'Ostern'?
Waaraan denk je bij het woord "Pasen"?

Woher kommen die Ostereier? 

Bekijk de video en beantwoord de vragen in het Nederlands.

Frage 1

Wat kan de kip Helma niet?

Wat kan de kip Helma niet?

Frage 2

Wat doet Helma om haar eieren wit de kleuren?

Wat doet Helma om haar eieren wit de kleuren?

Frage 3

Wat doet Helma om toch een wit ei te krijgen?

Wat doet Helma om toch een wit ei te krijgen?

Frage 4

Wat doet Helma met de overige eieren?

Wat doet Helma met de overige eieren?

Frage 5

Wat vindt de lerares van het witte ei van Helma?

Wat vindt de lerares van het witte ei van Helma?

Frage 6

Wat doet Helma elk jaar, zodat er altijd paaseieren zijn?

Wat doet Helma elk jaar, zodat er altijd paaseieren zijn?

Blooket

Ga naar Blooket

cryptohack.blooket.com

___ Oma.

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

___ Hotel.

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

___ deutsche Sängerin.

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

___ Suppe.

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

___ deutsche Rapper.

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

___ Kinder.

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

___ Stier.

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

.... Katze

1. der
2. die
3. das

abrunden

Lernziele = leerdoelen

Du kennst/kannst (Je kent/kunt)

• een video over paaseieren begrijpen
  
• iets vertellen over het hoe en waarom van Pasen
• de verschillen tussen de lidwoorden der, die en das 

Frohe Ostern und bis nächste Woche!