Herhaling virologie

• Virologie
• MBO
• Studiejaar 2

Uit welke onderdelen is een virus opgebouwd (virusstructuur)?

1. DNA én RNA, capside met peplomeren, een envelop met capsomeren
2. capside, envelop, spikes
3. genoom, capside, eventueel een envelop, spikes
4. genoom, envelop, spikes die bestaan uit capsomeren

Een virus onderscheid zich van andere micro organismen door 3 hoofdkenmerken.

Welke hoort daar niet bij?

1. Zeer kleine afmeting tussen 1 – 500 nm
2. cellulaire parasiet
3. envelop
4. heeft maar 1 soort nucleïnezuur

Welke stelling is juist?

I Virussen krijgen hun envelop doormiddel van endocytose

II Een envelop bestaat uit cellulairmateriaal van de gastheer

1. I en II zijn allebei juist.
2. I is onjuist, II is juist
3. I is juist, II is onjuist
4. I en II zijn onjuist

Welke stelling is juist?

I: lysogene cyclus geeft verandering van het genetisch materiaal van de gastheer

II: lytische cyclus leidt tot celdood

1. I en II zijn allebei juist.
2. I is onjuist, II is juist
3. I is juist, II is onjuist
4. I en II zijn onjuist

Wat is de juiste volgorde van virusreplicatie?

1. penetratie, ontmanteling, replicatie, release
2. adsorptie, transcriptie/translatie, assemblage, release
3. assemblage, penetratie, transcriptie/translatie, ontmanteling, adsorptie, release
4. adsorptie, penetratie, ontmanteling, transcriptie/translatie, assemblage, release

Waar of niet waar?

Bij adsorptie binden de spikes van het virus aan de receptor van de gastheercel

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?

Het binnendringen van de cel noem je ontmanteling

1. waar
2. niet waar

Penetratie kan plaatsvinden door...

1. endocytose, directe fusie en nucleïnezuur translocatie
2. exocytose, endocytose en directe fusie
3. nucleïnezuur translocatie en exocytose
4. endocytose en directe fusie

Op de afbeelding is penetratie te zien door middel van...

1. directe fusie
2. endocytose
3. nucleinezuur translocatie

Op de afbeelding is penetratie te zien door middel van...

1. directe fusie
2. endocytose
3. nucleinezuur translocatie

Waar of niet waar?

De penetratie bij bacteriofagen verloopt via injectie van het nucleïnezuur, waarna er nucleïnezuur translocatie plaats vindt

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?

Bij ontmanteling wordt omringend eiwit (de capsomeren) verwijderd en komt het genetisch materiaal van het virus vrij

1. waar
2. niet waar

Wat wordt er bedoeld met assemblage?

1. het vormen van wijn uit druiven van verschillend ras
2. een kunstvorm
3. mbv virale bouwstenen worden componenten samengesteld om virionen te vormen
4. het samenstellen van een eindproduct uit losse onderdelen

Welk type virusinfectie is niet (direct) merkbaar?

1. oppervlakkige- en latente infectie
2. oppervlakkige- en productieve infectie
3. abortieve- en productieve infectie
4. abortieve- en latente infectie

Waar of niet waar?

Virussen kunnen alleen worden overgedragen naar een zelfde soort organisme

1. waar
2. niet waar

Welk van onderstaande bewering geldt niet voor een systemisch virale aandoening?

1. Het virus verspreidt zich via de bloedbaan door het lichaam
2. De incubatie is relatief lang
3. De virusinfectie blijft plaatselijk en het virus dringt alleen weefsel binnen
4. Voorbeelden van kinderziekten zijn mazelen en waterpokken

Welke stelling is juist?

I: niet-specifieke reactie geeft een snelle reactie op een virale infectie

II: specifieke reactie is een adaptieve reactie op de lange termijn met behulp van geheugen cellen

1. I en II zijn allebei juist
2. I is onjuist, II is juist
3. I en II zijn onjuist
4. I is juist, II is onjuist

In vergelijking met de niet-specifieke immuniteit doet specifieke immuniteit het volgende:

1. Maakt geen onderscheid tussen de ene bedreiging en de andere
2. Is altijd vanaf de geboorte aanwezig
3. Biedt alleen bescherming tegen bepaalde indringers
4. Verhindert dat ziekteverwekkers het lichaam binnenkomen

B cellen zijn verantwoordelijk voor

1. Humorale immuniteit
2. Immunologische surveillance
3. Antilichaam productie
4. Alle antwoorden zijn juist