Kapitel 8 Grammatik A

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Kapitel 8 Grammatik A

Werkwoorden können, dürfen, müssen und wissen

Seite 80 im Buch

Als verdieping op deze Lesson Up kun je het uitlegfilmpje bekijken in de licentie. Deze vind je door in te loggen, dan naar K8 te gaan en dan staat er een filmpje als je op Theorie-overzicht klikt.

Onregelmatige werkwoorden

Leren als rijtjes (en de vertaling er bij leren)

Uitleg

Je leert dit hoofdstuk verschillende werkwoorden. Deze werkwoorden moet je als rijtjes leren. Wel heb ik een aantal hulpmiddelen voor je. Ik doe de voorbeelden aan de hand van het werkwoord können.

Hoe zit het?

Het enkelvoud:

De ich en de er/sie/es-vorm zijn altijd gelijk

Er veranderd ook een klinker in de stam in het enkelvoud (niet in het meervoud)

De du-vorm krijgt een verandering in de klinker en krijgt -st. Let op: Niet als de stam eindigd op een -s (zoals müssen)

Hoe zit het?

Het meervoud:

Gelijk aan wat we hebben geleerd met feesttenten en eettenten

Dus:

wir: -en

ihr: -t

Sie/sie: -en

En hierbij heb je de zelfde klinker als in het hele werkwoord

Dus (zoals bij können):

ich kann

du kannst 

er/sie/es kann

wir können

ihr könnt

Sie/sie können

Uitzondering (wissen)

ich weiß

du weißt

er/sie/es weiß

wir wissen

ihr wisst

Sie/sie wissen

Let op: ß is een S-klank en krijgt bij du een -t en niet -st (geldt ook voor müssen)

Nu nog even oefenen

met können, dürfen, müssen en wissen

ik moet

1. ich muss
2. ich müss
3. ich musse
4. ich müsse

jij weet

1. du weißst
2. du wissst
3. du weißt
4. du wisst

wij mogen

1. wir mögen
2. wir dürfen

hij kan

1. er könn
2. er könnt
3. er kannt
4. er kann

zij weet

1. du wisst
2. du weist
3. du weißt
4. du weißst

jij mag

1. du dürfst
2. du darfst

jullie kunnen

1. ihr kannt
2. ihr könnt

nu ga je zelf invullen

ik mag

jullie weten

jij moet

zij weet

u weet

jij kann

hij mag