Thema 14 Gaswisseling en uitscheiding

Thema 14 Gaswisseling en uitscheiding
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 14 Gaswisseling en uitscheiding

Slide 1 - Diapositive

Een constant inwendig milieu
Uitwendig milieu
  • De omgeving om je heen
  • De lucht in je longen
  • De inhoud in de darmkanaal

Inwendig milieu
  • Weefselvloeistof
  • Bloedplasma

De huid en slijmvliezen in je luchtwegen en darmen zijn een barrière/grens tussen het uitwendige en inwendige milieu.

Slide 2 - Diapositive

Een constant inwendig milieu
  • Je lichaam probeert het inwendig milieu hetzelfde te houden.
  • Het (min of meer) constant houden van het inwendig milieu vindt plaats     door opname, opslag en uitscheiding van stoffen.
  • Zintuigen, zenuwcellen en hormonenspelen hierbij een belangrijke rol. 
  • Zintuigen registreren of het inwendig milieu te veel of te weinig van een   stof bevat.
  • Zenuwcellen geven signalen door.
  • Hormonen geven instructies aan organen om stoffen op te slaan of uit te   scheiden.


Slide 3 - Diapositive

Een constant inwendig milieu
  • Opname: een tekort aan bepaalde stoffen   wordt voorkomen door opnemen van   stoffen uit het uitwendige milieu.
  • Opslag: bruikbare stoffen waarvan te veel   aanwezig is uit het inwendige milieu   worden in organen opgeslagen worden en   bij tekorten weer in inwendige milieu   gebracht worden.
  • Uitscheiding: schadelijke en/of overtollige   stoffen worden aan het inwendige milieu   onttrokken en uit lichaam verwijderd.

Slide 4 - Diapositive

Regeling bloedsuikerspiegel

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Wat is je inwendige milieu
A
weefselvloeistof
B
bloedplasma
C
weefselvloeistof + bloedplasma
D
alles in je darmen

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN inwendig milieu?
A
Bloed
B
Lymfe
C
Weefselvloeistof
D
Blaas

Slide 8 - Quiz

Het onderhuids bindweefsel speelt een rol bij de ...
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 9 - Quiz

De longen houden het inwendig milieu constant door
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 10 - Quiz

Welke 2 stoffen worden uitgescheiden door de longen?
A
Water
B
Zuurstof
C
Koolstofdioxide
D
Waterdamp

Slide 11 - Quiz

Het gele beenmerg houdt het inwendige milieu constant door
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 12 - Quiz

Welke rol hebben de spieren bij het instant houden van het inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming

Slide 13 - Quiz

Welke rol heeft de lever bij het instant houden van een constant inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 14 - Quiz

Welke rol spelen de nieren bij het constant houden van het inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Functie huid

De huid is het grootste orgaan van je lichaam.

De huid heeft veel functies onder andere:
  • beschermen tegen ziekteverwekkers.
  • Voorkomen van uitdroging.

Slide 17 - Diapositive

Huid en onderhuids bindweefsel
  • De huid bestaat uit opperhuid   en lederhuid.
  • In onderhuids bindweefsel   wordt vet (warmte-isolerende   werking) in vetcellen   opgeslagen.

Slide 18 - Diapositive

Opperhuid
De opperhuid bestaat:
  • Hoornlaag: dode huidcellen (beschermt   tegen beschadigingen, uitdroging en   infecties).
  • Kiemlaag: groei nieuwe cellen en bevat   pigment (beschermt tegen Uv-straling).
  • Haar met haarzakje en talgklieren. Talg   houdt de huid en het haar soepel. Talg   voorkomt aantasting van de huid door   ziekteverwekkers.

Slide 19 - Diapositive

Lederhuid
De lederhuid bevat:
  • gevoelszintuigen (druk-, tast-   warmte, koude zintuig en   pijnpunten)
  • zweetklieren met zweetkanaaltjes
  • bloedvaten
  • haarspiertjes
  • zenuwen

Slide 20 - Diapositive

Regeling lichaamstemperatuur
Bescherming tegen daling lichaamstemperatuur:
  • Bloedvaten in de huid worden nauwer (minder warmteverlies).
  • Zweetklieren geven minder zweet af.
  • Door verbranding neemt warmteproductie toe.

Bescherming tegen stijging lichaamstemperatuur
  • Bloedvaten in de huid worden wijder (meer warmteverlies).
  • Zweetklieren geven meer zweet af.

Slide 21 - Diapositive

Met welk zintuig voel je
een insect op je huid lopen?
A
Drukzintuig
B
Tastzintuig
C
Koudezintuig
D
Warmtezintuig

Slide 22 - Quiz

In welk deel van de huid
liggen alle zintuigcellen?
A
Opperhuid
B
Lederhuid
C
Kiemlaag
D
Hoornlaag

Slide 23 - Quiz

In welk deel van de huid liggen de pigmentcellen?
A
Opperhuid
B
Lederhuid
C
Kiemlaag
D
Hoornlaag

Slide 24 - Quiz

Hoe helpt de vetlaag met het in stand houden van een constante lichaamstemperatuur?
A
De vetlaag heeft een koelend effect.
B
De vetlaag heeft een warmte isolerende werking.
C
De vetlaag zorgt voor meer verbranding/warmte.
D
De vetlaag stimuleert je spieren.

Slide 25 - Quiz


Wat is geen functie van talgklieren?
A
Het soepel houden van de het haar
B
Het soepel houden van de de huid
C
Talg is een soort vet en is een belangrijke brandstof
D
Het voorkomen van aantasting huid door ziekteverwekkers

Slide 26 - Quiz

Ademhalingsstelsel mens

Je kunt de volgende onderdelen benoemen met hun kenmerken en functies:

  • Neusholte (4x voordelen neusademhaling)
  • Keelholte met huig en het strotklepje
  • Luchtpijp en bronchiën (met   kraakbeenringen)
  • Luchtpijptakjes
  • Longblaasjes met longhaarvaten

Slide 27 - Diapositive

Gaswisseling
Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide in de longen.

Snelle gaswisseling door:
  • dunne wanden
  • groot oppervlak
  • drukverschil gassen

Slide 28 - Diapositive

Inademen (rustig)
  • Ribben en borstbeen bewegen   omhoog en naar voren door   samentrekken tussenribspieren (=   borstademhaling); het middenrif   beweegt omlaag en de buikwand   naar voren door samentrekken   middenrifspieren (=   buikademhaling).
  • De borstholte wordt groter.
  • Het volume van de longen wordt   groter.
  • Lucht stroomt (door ontstane   onderdruk) de longen in.
Uitademen (rustig)
  • Ribben en borstbeen bewegen   omlaag en naar terug door   ontspannen tussenribspieren (=   borstademhaling); het middenrif   beweegt omhoog en de buikwand   gaat terug door ontspannen   middenrifspieren (=   buikademhaling).
  • De borstholte wordt kleiner.
  • Het volume van de longen wordt   kleiner.
  • Lucht stroomt (door ontstane druk)   de longen uit.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Longaandoeningen
  • Astma: bronchiën zijn blijvend ontstoken. Bij prikkeling (stof,   uitlaatgassen, inspanning, ...) van de luchtwegen treedt   plotselinge benauwdheid op. 
  • COPD: verzamelnaam voor:
      - chronische bronchitis (blijvende ontsteking bronchiën)
      - longemfyseem (beschadiging van de longblaasjes)

Slide 31 - Diapositive

strottenhoofd
bronchiën
longblaasjes
keelholte
luchtpijp
neusholte
longen

Slide 32 - Question de remorquage

In welke richting bewegen de ribben, het borstbeen en het middenrif bij een normale inademing?
A
Ribben en borstbeen omhoog en naar voren. Middenrif omhoog.
B
Ribben en borstbeen omhoog en naar voren. Middenrif omlaag.
C
Ribben en borstbeen omlaag. Middenrif omhoog.
D
Ribben en borstbeen omlaag. Middenrif omlaag.

Slide 33 - Quiz

Waarbij hoort de volgende waarneming:
"De tussenribspieren trekken samen."
A
Inademing bij borstademhaling
B
Uitademing bij borstademhaling
C
Inademing bij buikademhaling
D
Uitademing bij buikademhaling

Slide 34 - Quiz

Zet de stappen van inademen in de goede volgorde
Lucht stroomt je longen in
Je borstholte en longen worden groter
Tussenribspieren en middenrifspieren trekken samen
Luchtdruk in je longen neemt af
Ribben kantelen omhoog en middenrif wordt plat

Slide 35 - Question de remorquage

Hiermee wordt tijdens het slikken
de neusholte afgesloten
A
Huig
B
Strotteklepje
C
Kringspier
D
Tong

Slide 36 - Quiz

Bij deze longaandoening krijg
je last van zuurstoftekort
in je bloed
A
COPD
B
astma
C
chronische bronchitis
D
longemfyseem

Slide 37 - Quiz