Blok 1 les 4

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

De bevruchting van een libel...
A
...is inwendig
B
...is uitwendig
C
A én B zijn waar
D
A én B zijn niet waar

Slide 2 - Quiz

Voor een bevruchting moet(en) ... samensmelten.
A
een mannelijke eicel en vrouwelijke zaadcel
B
alleen een eicel
C
een vrouwelijke eicel en een mannelijke zaadcel
D
alleen een zaadcel

Slide 3 - Quiz

De bevruchting van een stekelbaars...
A
...is uitwendig
B
...is inwendig
C
A én B zijn waar
D
A én B zijn niet waar

Slide 4 - Quiz

Pop
Ei
Larve
Imago

Slide 5 - Question de remorquage

Levenscyclus van een koolwitje
1
2
3
4
Pop
Ei
Larve
Imago
eet niet
eet weinig
eet veel

Slide 6 - Question de remorquage

Wat doet de mannetjes-
kikker hier met de eitjes?
A
Hij beschermt de eitjes tegen vijanden.
B
Hij bedekt de eitjes.
C
Hij beschermt de eitjes tegen uitdrogen.
D
Hij bevrucht de eitjes.

Slide 7 - Quiz

Bij de paring van lieveheersbeestjes brengt het mannetje een vloeistof in het lijf van het vrouwtje. Daarin zitten...
A
... alleen zaadcellen
B
... alleen eicellen
C
A én B zijn waar
D
A én B zijn niet waar

Slide 8 - Quiz

Een lieveheersbeestje heeft haar eieren bij bladluizen gelegd. Waarom is dit een goed voorbeeld van broedzorg?
A
De bladluizen broeden de eitjes verder uit.
B
De bladluizen beschermen de eitjes.
C
De eitjes worden larven en hebben dan voedsel.
D
Het lieveheersbeestje kan dan de eitjes makkelijk terugvinden.

Slide 9 - Quiz

Wie kan zich voortplanten?
A
Muggenlarf
B
Rups
C
Vlieg
D
Kikkervisje

Slide 10 - Quiz

Welke van deze dieren kan/kunnen zich voortplanten?
A
Vlinder, rups, spin
B
Muis, kikkervisje, kuikentje
C
Muis, spin, kikkervisje
D
Vlinder, spin, muis

Slide 11 - Quiz

Dit liefheersbeestje...
A
is nog een baby liefheersbeestje
B
is een volwassen liefheersbeestje
C
kan zich wel voortplanten
D
kan zich niet voortplanten

Slide 12 - Quiz

Bij welke van deze dieren is er uitwendige bevruchting?
A
snoek, paard
B
snoek, hert
C
snoek, muis
D
snoek, pad

Slide 13 - Quiz

Bij welke van deze dieren is er inwendige bevruchting?
A
poes, kip, hert
B
poes, muis, pad
C
poes, stekelbaars, kikker
D
poes, kikker, snoek

Slide 14 - Quiz

Boer Harm heeft 3 kippen.
Boer Henk heeft 1 kip én 1 haan.
Welk ei is uit het hok van boer Harm?
A
B

Slide 15 - Quiz

Welke mug prikt?
A
(volwassen) mannetjesmug
B
(volwassen) vrouwtjesmug
C
larve van een vrouwtjesmug
D
larve van een mannetjesmug

Slide 16 - Quiz

Een sprinkhaan verstopt de eieren diep in de grond. Daarna sluit ze de toegang af met schuim. Waarom?
A
Zo worden de eieren niet vochtig.
B
Zo worden de eieren niet warm.
C
Zo worden de eieren niet bevrucht.
D
Zo worden de eieren niet snel opgegeten.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Het zaadbeginsel is...
A
vrouwelijk
B
mannelijk

Slide 19 - Quiz

De meeldraden zijn...
A
vrouwelijk
B
mannelijk

Slide 20 - Quiz

De stamper is...
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 21 - Quiz

Het stuifmeel is...
A
vrouwelijk
B
mannelijk

Slide 22 - Quiz

Het vruchtbeginsel is...
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 23 - Quiz

Wat is bestuiving?
A
Als er stuifmeel op de bloem komt.
B
Als er een bij op een bloem zit.
C
Als er honing kan worden gemaakt.
D
Als er stuifmeel op de stamper komt.

Slide 24 - Quiz

De wind helpt bij de voortplanting van bijv. een spar.
Wat neemt de wind mee?
A
vruchtbeginsels
B
zaadjes
C
stuifmeelkorrels
D
zaadbeginsels

Slide 25 - Quiz

Als je het klokhuis met pitjes van
een peer weggooit, wat gooi je dan eigenlijk precies weg?
A
de vrucht en de zaadjes
B
de bloembodem en de vruchtjes
C
de bloembodem en de zaadjes
D
het vruchtvlees en de vruchtjes

Slide 26 - Quiz

Vrucht
Schijnvrucht

Slide 27 - Question de remorquage

Slide 28 - Vidéo

Welk deel van de plant eet je
als je deze tuinbonen eet?
A
zaden
B
vruchten
C
peulen
D
schijnvruchten

Slide 29 - Quiz

Een bacterie...
A
...is een micro-organisme
B
...is een piepklein levend wezen
C
...is een ziekmakende cel
D
...is een kolonie ziekmakende cellen

Slide 30 - Quiz

Uit hoeveel cellen bestaat een bacterie?

Slide 31 - Question ouverte

Wat gebeurt er als een bacterie volgroeid is?
A
Hij gaat dood.
B
Hij gaat zich voortplanten.
C
Hij deelt zich in tweeën.
D
Hij groeit door tot een kolonie van bacteriën.

Slide 32 - Quiz

Bacteriën...
A
verplaatsen zich met een zweephaar.
B
verplaatsen zich met trilhaartjes.
C
worden verplaatst door de lucht.
D
worden verplaatst door water.

Slide 33 - Quiz

Dit schaaltje heeft een paar dagen in de warmte gestaan. Hoeveel bacteriën zitten er nu in het schaaltje?
A
geen
B
negentien
C
tweeduizend
D
duizenden

Slide 34 - Quiz

Gist...
A
is een ééncellige schimmel
B
is een meercellige schimmel
C
wordt gebruikt voor het maken van brood
D
wordt gebruikt voor het maken van wijn/bier

Slide 35 - Quiz

Waarom heeft de bakker maar een klein beetje gist nodig om veel broden mee te kunnen bakken?
A
Gistcellen vermeerderen zich snel.
B
Gistcellen hebben geen voedsel nodig.
C
Gistcellen worden groter in een warme omgeving.

Slide 36 - Quiz

Waar zorgen die zwarte bolletjes aan het uiteinde van de schimmel voor?
A
voor de verspreiding van zaden
B
voor de vorming van sporen
C
voor het opnemen van water
D
voor het opslaan van voedsel

Slide 37 - Quiz

Meercellige schimmels...
A
bestaan uit 2 cellen die aan elkaar blijven zitten
B
bestaan uit een netwerk van lange schimmeldraden
C
houden van licht
D
houden van donker

Slide 38 - Quiz

Wat is boven de grond en wat is onder de grond?
A
sporen boven, schimmeldraden boven
B
sporen boven, schimmeldraden onder
C
sporen onder, schimmeldraden onder
D
sporen onder, schimmeldraden boven

Slide 39 - Quiz