CGP Stijl en stijlfiguren

Vergelijk de twee beschrijvingen!
Geen mens op de hele wereld had een voldoende voor deze toets kunnen halen!

Het was een moeilijke toets!
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Vergelijk de twee beschrijvingen!
Geen mens op de hele wereld had een voldoende voor deze toets kunnen halen!

Het was een moeilijke toets!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Vidéo

8 stijlfiguren:
1. alliteratie = opeenvolging van woorden met dezelfde beginklank: bont en blauw.
2. Metafoor = beeldspraak op basis van een overeekomst: een boom van een kerel.
3. understatement = sterke afzwakking: Ach, het kon slechter.
4. Hyperbool = sterke overdrijving: Duizendmaal dank!
5. woordspeling = spelen met de klanken en/of betekenis van woorden: Spanje niet in!
6. Spreekwoorden en uitdrukkingen = figuurlijk taalgebruik: Ze zijn niet op hun teentjes getrapt.
7. Herhaling = enkele woorden of een stuk van de zin wordt herhaald: Net zo rustig, net zo relaxed.
8. Spot = iets belachelijk maken: Wat een synchronisiteit!

Slide 4 - Diapositive

Sleep de zinnen naar het juiste stijlfiguur!
Alliteratie
Metafoor
Understatement
Hyperbool
in vuur en vlam
in weer en wind
Die koppige ezel blijft bij zijn keuze!
"Het is best leuk om een paar centen te winnen", zei de winnaar van de jackpot. 
Het duurde een eeuwigheid!
Duizendmaal dank!

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep de zinnen naar het juiste stijlfiguur!
woordspeling
spreekwoorden en uitdrukkingen
Herhaling
Spot
Haastige spoed is zelden goed.
Net zo handig, net zo goedkoop.
"Laat je niet kisten", zei de begrafenisondernemer.
De psychiater wil niet gestoord worden.
"Gelukkig zoekt de gemeente nog vuilinsmannen", zei de docent tegen de ongemotiveerde leerling.
Appeltje-eitje

Slide 6 - Question de remorquage

Geef een beschrijving van dit plaatje.
Maak gebruik van een hyperbool.

Slide 7 - Question ouverte

Geef een andere beschrijving van dit plaatje.
Maak nu gebruik van een alliteratie.

Slide 8 - Question ouverte

Geef twee verschillende beschrijvingen van het plaatje. Maak gebruik van twee stijlfiguren.
Klaar? Controleer je tekst via de online-tool van schrijfassistent.standaard.be of via de schrijfhulp van KU Leuven.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien