Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Vak: Engels
Hoofdstuk: 3.2 vocabulary, phrases & grammar
1.
Lesson opening
2.
Lesson goals
3.
Arrangements + Mini-check
4.
Instruction
5.
Supervised practice
6.
Work independently
7.
Evaluation
Slide 1 - Diapositive
1. Lesson opening
Take your English book but keep it closed.
Homework check:
-
Slide 2 - Diapositive
2. Lesson goals
After this lesson:
- can you use the grammar of will + hele werkwoord
- can you use the irregular verbs bij de past simple
- can you use the grammar of short answers
Slide 3 - Diapositive
3. Arrangements
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie.
Krystian, Jessica, Gijs, Jochem & Jamie
- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
Jaysen
- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen en samen begeleid inoefenen.
Niek
Slide 4 - Diapositive
Verdiept arrangement:
Verdiept: Krystian, Jessica, Gijs, Jochem & Jamie
Huiswerk noteren + maken:
les: 3.2 vocabulary, phrases & grammar
blz: 101 t/m 105
opdr: 17 t/m 23
Slide 5 - Diapositive
Mini-check
leerlingen in het basisen intensief arrangement doen mee met de mini-check.
Slide 6 - Diapositive
We .......... to the cinema.
A
will goes
B
will go
C
will going
Slide 7 - Quiz
I .......... invincible (onoverwinnelijk).
A
will be
B
will am
C
will are
Slide 8 - Quiz
Geef antwoord op onderstaande vraag: Can they swim? (Yes)
Slide 9 - Question ouverte
Geef antwoord op onderstaande vraag: Do we walk a lot? (No)
Slide 10 - Question ouverte
Wie maakt wat:
3 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:
Je maakt zelfstandig 3.2 opdracht 17 t/m 23 op blz. 101 t/m 105
De rest doet mee met de instructie.
Slide 11 - Diapositive
4. Instruction
Lees en kijk mee naar de volgende dia.
Slide 12 - Diapositive
FUTURE
=
TOEKOMENDE TIJD
Slide 13 - Diapositive
2 manieren
maar wat is het verschil?
Slide 14 - Diapositive
1 to be + going to + hele werkwoord
(am/are/is)
Je bent iets van plan;
Dat gaat zeker door;
Gaat gebeuren in de nabije toekomst;
We vertalen het vaak in het Nederlands met 'gaan ..........'.
Slide 15 - Diapositive
Je weet nu hoe 'to be going to' werkt en wanneer je het gebruikt (als iets al vaststaat of je het vast van plan bent)
Dan is het volgende onderwerp aan de beurt:
will
Slide 16 - Diapositive
2 will+ hele werkwoord
Voorspelling;
Er is meer onzekerheid;
Gaat gebeuren in de nabije toekomst;
We vertalen het vaak in het Nederlands met 'zullen ........'.
Slide 17 - Diapositive
I think I will go to bed.
You will enjoythat cup of coffee.
Demirhan says he will helpus.
We will beback in time.
I hope you will cometo my party.
I hope that Janne and Timo will beback soon.
Slide 18 - Diapositive
WILL
Je gebruikt een vorm van will wanneer..
1. iets in de toekomst gaat gebeuren;
It will bedark soon.
2. je iets spontaan besluit te gaan doen.
Alright then, I will help you in a minute.
Slide 19 - Diapositive
WILL
Je gebruikt een vorm van will bij..
3. een veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek en voorspelling.
He will not be on time. He never is.
Slide 20 - Diapositive
WILL
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
will + WW
She will help me.
Tekst
won't + WW
She won't help me.
will + WW
Will she help me?
Slide 21 - Diapositive
WILL & SHALL
WILL
SHALL
Dit mag bij elk onderwerp (I, you, we, they, he, she, it) en bij elke soort zin (bevestigend, ontkennende, vragend).
Dit mag alleen bij I en we. Je mag het gebruiken bij een bevestigende of ontkennende zin, maar je moet het gebruiken in een vraagzin,
Slide 22 - Diapositive
Short Answers
Slide 23 - Diapositive
Short Answers
"korte antwoorden"
Short answers hebben iets weg van question tags.
- Ze beginnen altijd met Yes of No;
- Ze bestaan bestaan alleen uit het onderwerp en het werkwoord uit de vraag.
Slide 24 - Diapositive
Short Answers
"korte antwoorden"
Arethey on their way?
Yes, theyare.
No, theyarenot (aren't).
Slide 25 - Diapositive
but:
Must the dog stay outside?
-Yes, it must.
-No, it doesn't have to
-No, it needn't.
Slide 26 - Diapositive
Irregular verbs
Onregelmatige werkwoorden.
Dit zijn rijtjes die je uit je hoofd moet leren. Zie blz 144.
Slide 27 - Diapositive
5. Supervised practice
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis &verdiept)?
Je gaat zelfstandig 3.2 opdracht 17 t/m 23 op blz. 101 t/m 105
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Niek (of vind je het lastig): Dan maken we samen opdracht 19
Slide 28 - Diapositive
6. Work independently
Je gaat zelfstandig 3.2 opdracht 17 t/m 23 op blz. 101 t/m 105
Ben je klaar?
1. Nakijken en verbeteren
2. Vocabulary 3.2 leren (via het boek of Quizlet).
3. Leren phrases writing.
timer
1:00
Slide 29 - Diapositive
7. Evaluation
How did the lesson go?
Do you have questions or did you find something difficult?
Lesson goals:
- can you use the grammar of will + hele werkwoord?
- can you use the irregular verbs bij de past simple?