introductieles basisschool

Herzlich Willkommen!
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare school

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

Éléments de cette leçon

Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Diapositive

Welkom online 3 Vwo
Vandaag log je in bij lessonup.com met de code die in je mail staat. Het is de bedoeling dat je alle opdrachten in deze les maakt.    Heb je vragen/problemen gebruik dan de chat. We zitten namelijk hier in een repetitie en we willen de leerlingen in lokaal 102 zo min mogelijk storen. 
            Ga naar lessonup.com en log in met de code     
De code staat links onder                 voer je eigen naam in                                            



Slide 2 - Diapositive

Warum Deutsch?

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Vidéo

Welke redenen om Duits te leren worden er in het filmpje genoemd? Noem er 3!

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de hoofdstad van Duitsland?

A
Köln
B
Hamburg
C
Berlin
D
München

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Als dit op mijn bord ligt, wat eet ik dan?
A
Boulette
B
Huhn
C
Knödel
D
Hackfleisch

Slide 8 - Quiz

0

Slide 9 - Vidéo

In welk dialect is dit lied gezongen?
A
Berlinerisch
B
Österreichisch
C
Sächsisch

Slide 10 - Quiz

Welk van de volgende woorden betekent in het Duits niet hetzelfde als in het Nederlands?
A
het meer / das Meer
B
echt / echt
C
de angst / die Angst

Slide 11 - Quiz

Duits is de meest gesproken taal in Europa. Dat mensen in Zwitserland en Oostenrijk Duits praten, weet iedereen. Maar waar wordt het nog meer als moedertaal gesproken?

A
In Italië, België en Luxemburg
B
In Denemarken, Liechtenstein en Italië
C
In Zweden, Spanje en Luxemburg

Slide 12 - Quiz

Welke drie merken zijn Duits?

A
Ikea, Facebook en Chanel
B
Dr. Oetker, Adidas en Porsche
C
Apple, Porsche und Nike

Slide 13 - Quiz

0

Slide 14 - Vidéo

Wat denk je dat er met Dori aan de hand is?

A
Ze vindt Nemo op eens toch niet meer leuk en van hem af komen
B
Ze is helemaal vergeten dat ze Nemo net ontmoette
C
Ze leidt aan achtervolgingswaan

Slide 15 - Quiz

Wat is de grootste stad van Duitsland?
A
Hamburg
B
Frankfurt
C
Berlijn

Slide 16 - Quiz

0

Slide 17 - Vidéo

Wat zal de zangeres doen als het leven te somber wordt?
A
Ze gaat met de Lieblingsmensch weg uit het dagelijks leven.
B
Ze gaat met de Lieblingsmensch naar het heelal.
C
Ze gaat met de Lieblingsmensch naar Hawaii.

Slide 18 - Quiz

In Duitsland liggen veel pretparken. Welk pretpark is de grootste (qua bezoekersaantallen)?
A
Phantasialand
B
Europapark
C
Heide-Park

Slide 19 - Quiz

Wat is de bijnaam van bondskanselier Angela Merkel?
A
Die Professorin
B
Die Eiserne Dame
C
Mutti

Slide 20 - Quiz

Wat is het hoogste cijfer dat je in Duitsland op school kunt halen?
A
6
B
1
C
10

Slide 21 - Quiz

Wat is de bijnaam van voetbalclub Bayern München?
A
FC Hollywood
B
FC Die Champions
C
FC Hollandia

Slide 22 - Quiz

Welk sportmerk is niet Duits?
A
Puma
B
Nike
C
Adidas

Slide 23 - Quiz

Welke volgorde hebben (van boven naar beneden) de kleuren van de Duitse vlag?
A
Zwart-rood-goud
B
Rood-goud-zwart
C
Goud-rood-zwart

Slide 24 - Quiz

Veel  Duitse woorden lijken op hun Nederlandse vertaalwoorden. Vooral op het gebied van sport zul je veel overeenkomsten  zien. Je gaat met een quiz nu een aantal nieuwe woorden  leren.

Slide 25 - Diapositive


A
reiten
B
tanzen
C
schwimmen
D
malen

Slide 26 - Quiz


A
reiten
B
malen
C
singen
D
tanzen

Slide 27 - Quiz


A
singen
B
Rad fahren
C
schwimmen
D
reiten

Slide 28 - Quiz


A
Volleyball spielen
B
Fußball spielen
C
Minigolf spielen
D
Schlittschuh laufen

Slide 29 - Quiz


A
Ski laufen
B
Skien
C
reiten
D
tanzen

Slide 30 - Quiz


A
reiten
B
Ski laufen
C
Rad fahren
D
malen

Slide 31 - Quiz


A
Rad fahren
B
Ski laufen
C
Schlittschuh laufen
D
tanzen

Slide 32 - Quiz

de wereldkampioen
A
der Kampioen
B
der Europameister
C
der Weltmeister

Slide 33 - Quiz


A
das Fußballfeld
B
der Sportverein
C
die Kondition

Slide 34 - Quiz


A
Tafeltennis spielen
B
Tischtennis spielen
C
Tischtennissen

Slide 35 - Quiz


A
gewinnen
B
üben
C
trainieren
D
singen

Slide 36 - Quiz

Doelen

Je kent een aantal vraagwoorden in het Duits
Je kunt jezelf voorstellen in het Duits


Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Vidéo

Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'was' in het Nederlands?
A
wat
B
wie
C
hoe
D
waar

Slide 39 - Quiz

Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Nederlands?
A
wie
B
hoe
C
waar
D
wanneer

Slide 40 - Quiz

Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Duits?
A
wer
B
wohin
C
woher
D
wann

Slide 41 - Quiz

Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wohin' in het Duits?
A
waarvandaan
B
waar
C
wanneer
D
waarheen

Slide 42 - Quiz

Bekijk het volgende filmpje

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Vidéo

Wie heißt du?
A
Hoe heet u?
B
Hoe heet jij?
C
Waar woon je?
D
Hoe oud ben je?

Slide 45 - Quiz

Wo wohnen Sie?
A
Waar woon je?
B
Waar woont u?
C
Hoe heet jij?
D
Hoe heet u?

Slide 46 - Quiz

Wie heißt du?

Slide 47 - Question ouverte

Wo wohnst du?

Slide 48 - Question ouverte