4. Karel de Grote

2. De koning en zijn leenmannen
4. Karel de Grote 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2. De koning en zijn leenmannen
4. Karel de Grote 

Slide 1 - Diapositive

Rond het jaar 500:
Eenheid valt weg: er zijn veel kleine volkjes, veel oorlog
Schriftcultuur valt weg: er wordt bijna niets meer opgeschreven
Handelsroutes verdwijnen: het Romeinse leger zorgde voor veiligheid. Grote steden verdwijnen...
Geldeconomie verdwijnt: de ruilhandel komt terug

Slide 2 - Diapositive

➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.

Slide 3 - Question de remorquage

Wanneer heb je eenheid in een gebied?
• Gebied heeft hetzelfde bestuur
• Gebied heeft dezelfde regels en wetten
• Gebied heeft één soort betaalmiddel
• Je kunt makkelijk door het hele gebied reizen (goed wegennet)

Andere zaken die helpen bij de eenheid in een gebied:
• Dezelfde taal, hetzelfde geloof, dezelfde cultuur

Slide 4 - Diapositive

Welke uitspraak past bij de Tijd van monniken en ridders?
A
Het was veel veiliger dan in de tijd van het Romeinse Rijk.
B
Na het Romeinse Rijk brak er een strijd uit om de macht. Uiteindelijk werd het Frankische volk het sterkst.
C
Na de val van het West-Romeinse Rijk voerden de Romeinen oorlog met de Franken.
D
De meeste mensen gingen in steden wonen. Daardoor werden de steden groter.

Slide 5 - Quiz

Sleep alle voorwerpen die met dit tijdvak te maken hebben naar het tijdvak-pictogram.      

Slide 6 - Question de remorquage


Onrustige tijden in Europa
500-800



  • Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
  • Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.

  • Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)

Slide 7 - Diapositive

Clovis


  • Clovis was de stichter van het Frankische Rijk
  • Hij kwam uit de familie van de Merovingen

  • Na een overwinning op de Alemannen bekeerde Clovis zich tot het christendom en liet zichzelf dopen in Reims
  • Clovis krijgt nu steun van de kerk

Slide 8 - Diapositive

De Karolingen
  • De Merovingen verdeelden hun rijk bij hun dood onder alle zoons: hierdoor werd het rijk steeds kleiner en vochten de zonen vooral tegen elkaar
  • De familie van de Karolingen werd steeds machtiger: zij werkten voor de Merovingen, maar namen uiteindelijk de kroon over in 751 (Pippijn de Korte)
  • De zoon was Pippijn was de bekendste Frankische koning: Karel de Grote.  

Slide 9 - Diapositive

Keizer van het Heilige Roomse Rijk
Leo III kroont Karel  tot keizer. Deze afbeelding is ongeveer 500 jaar later gemaakt.
Leo III kroont Karel  tot keizer. Deze afbeelding is ongeveer 1000 jaar na de kroning gemaakt.
  • 799: Paus Leo III heeft oorlog met de Longobarden
  • De paus roept de hulp van Karel in en Karel verslaat de Longobarden
  • De paus kroonde Karel eerste kerstdag van het jaar 800 tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. 
  • Karel werd de eerste keizer in meer dan 400 jaar. Hij noemde zichzelf soms: Augustus, Keizer van het Nieuwe Romeinse Rijk.

Slide 10 - Diapositive

Bekijk de schilderijen. Ze gaan over de kroning van Karel. Klik op de oogjes en sleep ze naar het juiste schilderij. 
Het ziet er echt uit.
Gemaakt tussen 1350 en 1400
Gemaakt tussen 1850 en 1900
Het ziet er mooier uit dan het misschien wel echt was.
De gezichten lijken niet zo echt.
Ik zie veel gebeuren.
Er is geen mooie achtergrond.
Het schilderij lijkt te leven.

Slide 11 - Question de remorquage

Slide 12 - Diapositive

Hier staan landen van Europa. Horen ze wel of niet bij het rijk van Karel de Grote? 
Sleep ze naar de juiste plek.
Nederland
België
Frankrijk
Italië
Duitsland
Engeland
Niet
Wel

Slide 13 - Question de remorquage

Het leenstelsel
  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten
  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme

Slide 14 - Diapositive

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 15 - Diapositive

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 16 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding is een directe bron over Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een
leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quiz

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 21 - Quiz

Opbloei!
  • Karel had veel interesse in cultuur en wetenschap. 
  • Hij liet kloosterscholen stichten en zorgde dat er een duidelijk schoolprogramma kwam
  • Hij liet het schrift verbeteren zodat het makkelijker werd om te schrijven.
  • Geloof vindt Karel erg belangrijk: als in zijn rijk iedereen christen is, is er meer eenheid. 
  • Het was een tijd van grote bloei
Karels handtekening. Omdat hij niet kon schrijven, tekende hij alleen twee streepjes.

Slide 22 - Diapositive

Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

Slide 23 - Diapositive

Het Frankische Rijk valt uiteen

  • Karel de Grote had maar 1 zoon die het hele rijk erfde, maar deze zoon had weer meer zonen die allemaal een stuk kregen....
  • Leenmannen gedroegen zich steeds meer als zelfstandige heren en leken vaak te vergeten dat er een leenheer was

  • Of leenden hun gebied weer verder uit aan achterleenmannen...

Slide 24 - Diapositive

Hier staat Karel samen met een leenman, Het is een soort stripverhaal. Sleep jij de teksten naar de juiste plek?
Ik ben Karel
Ik ben een vazal
Dit is het leen
Ik zweer trouw

Slide 25 - Question de remorquage