Rechtenorde-oefenvragen

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Lesprogramma vandaag

Oefenvragen over de lesstof

1 Welk grondrecht gaat over het demonstratierecht

1. Artikel 9 recht op vergaderen en betogen
2. Artikel 7 Vrijheid van meningsuiting
3. Artikel 8 recht om samen een groep te vormen
4. Artikel 1 Recht op gelijke behandeling

2: Wat voor soort grondrecht is het recht op vergaderen en betogen

1. Klassiek grondrecht
2. Zowel klassiek als sociaal
3. Sociaal grondrecht
4. Geen grondrecht

3: Wat is het kenmerk van een klassiek grondrecht

1. Ouderwets
2. Overheid heeft een inspanningsverplicht.
3. Moet de overheid garanderen
4. Staat niet meer de grondwet

4: Hoort bij de wetgevende macht:

1. Politie
2. Parlement
3. Rechter
4. Het leger

5: Hoort bij de uitvoerende macht

1. Parlement
2. Rechter
3. Koning
4. Politie

6: Hoort bij de rechterlijke macht

1. Officier van justitie
2. Ministerie van Veiligheid en Justitie
3. Advocaat-generaal
4. Onafhankelijke rechters

7: Een voorbeeld van een sociaal grondrecht is

1. Vrijheid van meningsuiting
2. Recht op werk
3. Vrijheid van vereniging
4. Vrijheid van godsdienst

8: Een voorbeeld van een klassiek grondrecht is

1. Recht op werk
2. Recht op woongelegenheid
3. Recht op gezondheidszorg
4. Onaantastbaarheid van het lichaam

9: Het legaliteitsbeginsel kun je niet herkennen aan

1. Strafbaarheid
2. Ne-bis-in-idem-regel
3. Strafmaat
4. Onafhankelijke rechters

10: Stel dat de koning een discriminerende uitspraak doet. Wie wordt er dan als eerste aangesproken?

1. De koning
2. Tweede Kamer
3. Minister-president
4. Raad van State

11: Geen wet mag in strijd zijn met:

1. Jurisprudentie
2. Grondwet
3. Gewoonterecht
4. Machtenscheiding

12: Behoort tot het privaatrecht

1. Strafrecht
2. Staatsrecht
3. Bestuursrecht
4. Ondernemingsrecht

13: Behoort tot het publiekrecht

1. Personen en familierecht
2. Ondernemingsrecht
3. Strafrecht
4. Vermogensrecht

14: Een walnoot stelen in de supermarkt is een

1. Overtreding
2. Goed voor een boete
3. Fraude
4. Misdrijf

15: Graffiti spuiten op een monument is:

1. Overtreding
2. Goed voor een boete
3. Fraude
4. Misdrijf

Vraag 16: Welke verschillen ken je tussen misdrijven en overtredingen?

17: De advocaat houdt tijdens een rechtszaak een:

1. Requisitoir
2. Tenlastelegging
3. Vonnis
4. Pleidooi

18:Behoort tot het Openbaar Ministerie

1. Rechter
2. Advocaat
3. Officier van justitie
4. Ministrer

19: Wie heeft er door de wet O.M afdoening meer macht gekregen:

1. Rechter
2. Advocaat
3. Officier van justitie
4. Politie

20: De reclassering speelt een rol in de ………..van veroordelen.

1. Resocialisatie
2. Bestraffing
3. Behandeling
4. Beoordeling v.d risico's

21: Levenslang duurt in Nederland

1. 25 jaar
2. 35 jaar
3. 30 jaar
4. Tot de dood.

22:Behandelt zaken in eerste aanleg

1. Rechtbank
2. Hoge Raad
3. Gerechtshof
4. Politie