Klas 1 week 3 Herhaling ontkenning Bron H chapitre 2 klas 1

Bonjour!
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Na deze les heb je de ontkenning in het Frans herhaald

Slide 2 - Diapositive

Even opfrissen
In jullie tekstboek op blz. 86 staat de grammatica Bron H
Hoe maak je een zin ontkennend.
Hoe zeg je dat het NIET zo is?

Kijk naar de video:

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Hoe maak je ook alweer een zin ontkennend?

Slide 5 - Question ouverte

NE PAS
Als je een zin ontkennend wil maken, dan gebruik je 'NE PAS'.
Voorbeelden:
- Je ne mange pas de bananes.
- Tu ne regardes pas de télé.
- Nous ne jouons pas au basket.
- Vous ne chantez pas mal!
- Elles ne rentrent pas.

Slide 6 - Diapositive

DE PLAATS VAN NE....PAS
Bijvoorbeeld: Je ne mange pas de bananes.

-> ne voor de persoonsvorm (ww) / pas er direct achter

Persoonsvorm = mange
ne mange pas

Slide 7 - Diapositive

KLINKERBOTSING
Klinkerbotsing + stomme 'h'
- Il n'est pas français. = Hij is niet Frans.
- On n'a pas de devoirs. = We hebben geen huiswerk.
- Elle n'habite pas à Paris. = Zij woont niet in Parijs.
- C'est facile. = Ce n'est pas facile.

Slide 8 - Diapositive

En nu jullie...
  • Even oefenen
  • Pak je telefoon en beantwoord de vragen

Slide 9 - Diapositive

Wat is het werkwoord in de zin:
Tu es de Rotterdam?
A
Tu
B
es
C
de
D
Rotterdam?

Slide 10 - Quiz

Wat is de ontkenning van de zin:
Tu es de Rotterdam?
A
Tu n' es pas de Rotterdam?
B
Tu ne pas es de Rotterdam?
C
Ne tu pas es de Rotterdam?
D
Tu es de ne pas Rotterdam?

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin:
je suis malade
A
je
B
malade
C
suis

Slide 12 - Quiz

Wat is de ontkenning van de zin:
je suis malade
A
je ne pas suis malade
B
je suis ne pas malade
C
je ne suis pas malade
D
je suis malade ne pas

Slide 13 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin:
elle est charmante
A
est
B
elle
C
charmante

Slide 14 - Quiz

Wat is de ontkenning van
elle est charmante
A
elle est ne pas charmante
B
elle n'est pas charmante
C
n'elle pas est charmante
D
elle est ne charmante pas

Slide 15 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin:
Paul parle beaucoup
A
beaucoup
B
parle
C
Paul

Slide 16 - Quiz

Wat is de ontkenning van
Paul parle beaucoup
A
Paul ne parle pas beaucoup
B
Ne Paul pas parle beaucoup
C
Paul parle ne pas beaucoup
D
Paul ne pas parle beaucoup

Slide 17 - Quiz

Ik snap de ontkenning!
0100

Slide 18 - Sondage

Slide 19 - Diapositive