Les 12 1.2 quiz 08-11
1 / 19
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Alles wat leeft noem je een:
A
Dier
B
Levende dingen
C
Organismen
D
Universum
Slide 4 - Quiz
Hoe kun je waarnemen?
Slide 5 - Question ouverte
Als je de poten van een insect wilt bekijken gebruik je:
A
Het blote oog
B
Een loep
C
Een microscoop
Slide 6 - Quiz
Als je naar een boom kijkt gebruik je:
A
Het blote oog
B
Een loep
C
Een microscoop
Slide 7 - Quiz
Als je cellen bekijkt gebruik je:
A
Het blote oog
B
Een loep
C
Een microscoop
Slide 8 - Quiz
Je kijkt door een oculair wat 10x vergroot en een objectief wat 40x vergroot. Wat is de totale vergroting?
Slide 9 - Question ouverte
Waar kijk je doorheen bij de microscoop?
A
Het statief
B
De bovenste
C
De revolver
D
De lamp
Slide 10 - Quiz
Hoe heet het ronddraaiende gedeelte van de microscoop?
A
Bij het statief
B
Het oculair
C
De revolver
D
De lamp
Slide 11 - Quiz
Wat is een beschrijving?
Slide 12 - Question ouverte
Hoe noem je het als je een naam van een organisme opzoekt?
A
zoeken
B
kenmerken
C
determineren
D
zoekkaart
Slide 13 - Quiz
A
Natuurgetrouw
B
Schematisch
Slide 14 - Quiz
A
Natuurgetrouw
B
Schematisch
Slide 15 - Quiz
Waar let je op bij het determineren van een organisme?
A
zoeken
B
kenmerken
C
determineren
D
zoekkaart
Slide 16 - Quiz
Hoe noem je deze
twee doorsnedes?
twee doorsnedes?
