Kdn les 2 Bacterien en Virussen Dag 3

Kdn les 2 Bacteriën en Virussen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Kdn les 2 Bacteriën en Virussen

Slide 1 - Diapositive

Kdn les 2            B. Virussen
Dag 2

Slide 2 - Diapositive

Herhaling
A. Bacterie: goed en slecht!

Slide 3 - Diapositive

Quiz

Slide 4 - Diapositive

Waaruit bestaat een bacterie?
A
een lichaam
B
een cel
C
een schimmel
D
een darm

Slide 5 - Quiz

Waar vindt je de goede bacteriën?
A
In de darmen
B
In de maag
C
IBij de staart
D
In de lucht

Slide 6 - Quiz

Wat doen de slechte bacteriën?
De slechte bacteriën .................

Slide 7 - Question ouverte

Waar komen de Bacteriën voor?
schrijf onder elkaar met kleine letters!

Slide 8 - Question ouverte

Hoe planten Bacteriën zich voort?
A
door de mens
B
door levende wezens
C
door vaccinatie
D
door celdeling

Slide 9 - Quiz

Kdn les 2            B. Virussen
Dag 2

Slide 10 - Diapositive

Quiz

Slide 11 - Diapositive

Virussen zijn vreemde wezens.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 12 - Quiz

Virussen leven niet echt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Virussen hebben GEEN gastheer nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Virussen zijn GROTER dan bacteriën.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 15 - Quiz

Virussen vermommen zich in cel om binnen te dringen.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 16 - Quiz

Een virus kan verschillende vormen hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Het is dus veel moeilijker om virussen te bestrijden.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 18 - Quiz

Kdn les 2            B. Virussen
Dag 3

Slide 19 - Diapositive

3

Slide 20 - Vidéo

00:11
De vijanden van het immuunsysteem zijn de..........
A
bacteriën- schimmels- witte bloedcellen
B
bacteriën- schimmels- virussen

Slide 21 - Quiz

00:16
Komt je immunsysteem in actie wanner de vijanden (bacteriën-schimmels-virussen) je lichaam aanvalllen?
A
Niet Waar
B
Waar

Slide 22 - Quiz

00:25
Hoe heet de verdedigers die jou lichaam beschermen tegen deze indringers (vijanden)?
(Tik met kleine letters!)

Slide 23 - Question ouverte

C.  Bestrijden van ziekte: 
Antibiotica of Vaccinatie  (1)
  • Antiobiotica: Ze worden gebruikt tegen bacteriële infecties. 
  • Dat wil zeggen: Als je een infectie krijgt die door bacteriën wordt veroorzaakt kunnen antibiotica je imuunsysteem helpen met deze infectie.
  • Antibiotica helpen NIET tegen virussen! Een antbioticum stopt de stofwisseling van een bacterie, waardoor deze zich niet kan delen en sterft.

Slide 24 - Diapositive

C.  Bestrijden van ziekte: 
Antibiotica of Vaccinatie  (2)
  • Antiobiotica helpen NIET tegen virussen!  Want virussen zitten immers in je eigen cellen!
  • Als je antibiotica neemt: Moet je goed luisteren naar de dokter:    
  1. Niet te veel nemen en ook niet te weinig.
  2. Je krijgt een zogenaamde Antibiotica kuur.
  3. Een kuur van 4 dagen of 7 dagen of 10 dagen.
  4. Je moet de kuur afmaken. Ook als je niet meer ziek voelt: Waarom?
  • Want de dokter geef je genoeg om alle bacteriën te vernietigen.
  • De ziekte kan terug komen.

Slide 25 - Diapositive

C.  Bestrijden van ziekte: 
Antibiotica of Vaccinatie  (3)
  • Bij virussen helpen alleen vaccinaties. En alleen maar tijdelijk.
  • Vaccin: In een vaccin zitten dode, verzwakte of delen van een virus.
  • Het lichaam maakt dan antistoffen en het vaccin helpt je zo snel.
  • Virussen veranderen zo vaak en zo snel, dat je het volgend jaar alweer een nieuw vaccin moet klaar hebben.
  • Daarom halen oudere mensen vaak jaarlijks een anti-griepprik.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Werkboek 
 Les 2 opdracht 1
VRAAG 3
3
timer
10:00

Slide 28 - Diapositive

Antwoord Opdracht 1  VRAAG 3

  1. Een oudere man krijgt een anti-griepprik.
  2. Om virusssen 

Slide 29 - Diapositive

Virus Game!

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Einde les!

Slide 32 - Diapositive