Laatste Les(sonUp) bij Kapitel 4 Veranstaltungen

Laatste Les(sonUp) bij Kapitel 4 Veranstaltungen

Log in op deze les, je kunt hem ook zelfstandig maken thuis om te oefenen. 

Om 10:30 gaan we naar de fotograaf, je kunt na je persoonlijke foto teruggaan naar de klas en doorwerken. 
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Laatste Les(sonUp) bij Kapitel 4 Veranstaltungen

Log in op deze les, je kunt hem ook zelfstandig maken thuis om te oefenen. 

Om 10:30 gaan we naar de fotograaf, je kunt na je persoonlijke foto teruggaan naar de klas en doorwerken. 

Slide 1 - Diapositive

Let op
In het
oorspronkelijke
schema van de
der-Gruppe + ein
Gruppe  
zitten 2 foutjes. 
(4e nv Man. en Vr.)

Slide 2 - Diapositive

Woordenlijst 
Eerst een aantal vragen over werkwoorden uit de woordenlijst. Het gaat hier om de manier waarop de werkwoorden vervoegd worden. 
Let op bij: spaß machen, sich treffen, sich interessieren für, Lust haben auf, sich anmelden, gefallen, stattfinden. 
Hier zijn 14 vragen over in deze oefening. 

Slide 3 - Diapositive

übersetze: De optocht is leuk.

Slide 4 - Question ouverte

übersetze: De vakantie is leuk.

Slide 5 - Question ouverte

übersetze: Wij hebben gister afgesproken.

Slide 6 - Question ouverte

übersetze: Ik spreek met mijn vrienden af.

Slide 7 - Question ouverte

übersetze: Hij interesseert zich voor de wandeling.

Slide 8 - Question ouverte

übersetze: Ik interesseer mij voor de films.

Slide 9 - Question ouverte

übersetze: Ik heb zin in friet.

Slide 10 - Question ouverte

übersetze: Zij hebben zin in winkelen.

Slide 11 - Question ouverte

übersetze: Ik meld me aan.

Slide 12 - Question ouverte

übersetze: Zij meldt zich aan voor de voetbalwedstrijd.

Slide 13 - Question ouverte

übersetze: Het bevalt mij. (Ik vind het leuk)

Slide 14 - Question ouverte

übersetze: Het evenement bevalt ons.

Slide 15 - Question ouverte

übersetze: De wedstrijd vindt plaats op 16 maart.

Slide 16 - Question ouverte

übersetze: De kookcursussen vinden plaats op 12 februari.

Slide 17 - Question ouverte

Naar 
We kennen verschillende vertalingen voor het woord naar

nach = naar --> bij geografische namen (landen, steden zonder lidwoord) en richtingen 
nach Berlin, nach Italien, nach Amsterdam, nach links, nach rechts
(maar: ich gehe in die Schweiz, in die Niederlanden)

Slide 18 - Diapositive

Naar 
We kennen verschillende vertalingen voor het woord naar
zu = naar --> bij personen en gebouwen
na zu volgt de 3e naamval 
zu meiner Oma, zur Haltestelle, zur Party, zum Sommerfestival

zu+der = zur
zu+dem = zum

Slide 19 - Diapositive

Naar 
We kennen verschillende vertalingen voor het woord naar
In = naar --> landen met een lidwoord, culturele activiteiten en vast uitdrukkingen
Ich gehe in die Stadt = ik ga naar de stad, 
ins Museum, ins Kino 

ich gehe in die Schweiz, in die Niederlanden


Slide 20 - Diapositive

Naar 
Ich würde am liebsten an den Strand gehen = ik zou het liefst naar het strand gaan

Paragraaf G Schreiben Kapitel 3 ging ook over het woord naar , dit vind je op Seite 119

Slide 21 - Diapositive

übersetze: Ik ga naar de Klimhal.

Slide 22 - Question ouverte

übersetze: Jullie zijn naar het museum gegaan.

Slide 23 - Question ouverte

Präpositionen 3. Fall
Noem voor jezelf alle voorzetsels met de 3e naamval op 

Slide 24 - Diapositive

Verben mit 3. Fall
Sommige werkwoorden krijgen een vaste naamval, deze staan in learnbeat. 
Bijvoorbeeld:  helfen, habe geholfen +3 beweisen, habe bewiesen +3 bieten, habe geboten +3 empfehlen, habe emfpohlen +3 erklären +3 erzählen +3 geben, habe gegeben +3 schenken,  +3 wünschen +3 schmecken +3 zeigen +3 schicken +3 bringen, habe gebracht +3 schreiben +3 

Slide 25 - Diapositive

übersetze: Ik bied jouw broer 5 Euro.

Slide 26 - Question ouverte

übersetze: Wij schenken (doen cadeau) onze ouders de tickets.

Slide 27 - Question ouverte

Verben mit 3. Fall
schenken + 3
degene aan wie je iets schenkt (kado doet) staat in de 3e naamval. 
Wir schenken unseren Eltern die Tickets (lv).

Slide 28 - Diapositive

übersetze: Hij brengt het zomerkamp de plannen.

Slide 29 - Question ouverte

Verben mit 3. Fall
bringen +3 
diegene of datgene aan wie je iets brengt staat in de 3e naamval. 
Er bringt (aan het) dem Sommercamp die Pläne (lv)

Slide 30 - Diapositive

übersetze: Zij bevelen hun zussen het museum aan.

Slide 31 - Question ouverte

Verben mit 3. Fall
empfehlen, habe emfpohlen +3 
degene aan wie je iets aanbeveelt staat in de 3e naamval
Sie empfehlen ihren Schwestern (3e nv) das Museum (lv 4e) 

Slide 32 - Diapositive

Stappenplan
Je moet het geslacht van het zelfstandig naamwoord weten (uit de woordenlijst of de regels toepassen S. 153)
Je moet het zinsdeel kunnen vaststellen: onderwerp, meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp) of
er staat een voorzetsel in de zin en je moet vaststellen of dat de 3e of 4e naamval krijgt
Zoek in het schema op welk lidwoord (bepaald of onbepaald) je moet gebruiken. 
Bij de ein-Gruppe horen ook de bezittelijk voornaamwoorden.

Slide 33 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoorden
Noem voor jezelf het rijtje bezittelijk voornaamwoorden op
mijn, jouw, zijn, haar, onze, jullie, hun, uw

Er komen nu 5 vragen over dit onderwerp 


Slide 34 - Diapositive

übersetze: mijn uitstapje (1. Fall)

Slide 35 - Question ouverte

übersetze: jouw fietstocht (1. Fall)

Slide 36 - Question ouverte

übersetze: jullie wedstrijd (1. Fall)

Slide 37 - Question ouverte

übersetze: jullie evenement (1. Fall)

Slide 38 - Question ouverte

übersetze: uw bioscoop (3. Fall)

Slide 39 - Question ouverte

Verder oefenen?
Je kunt de oefentoets maken
Je kunt de Wiederholung maken
Je kunt opdrachten uit je boek online opnieuw maken
Je kunt online opdrachten in het boek opnieuw maken

Over dit onderwerp zijn ook veel youtube filmpjes gemaakt, deze kun je zelf opzoeken en bekijken. 

Slide 40 - Diapositive