Engels week 2 les 1 + uitleg grammar 3A

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

English week 2 lesson 1

KM2A
Stepping Stones edition 7 chapter 2

Learning goals week 1

-Ik kan praten over hoe ik mij voel in het Engels.

-Ik weet hoe ik vragen en ontkenningen vorm in de present simple en past simple.

Geef de Engelse vertaling voor:
duizelig zijn

Geef de Engelse vertaling voor:
hoofdpijn

Geef de Engelse vertaling voor:
ontbijt

Geef de Engelse vertaling voor:
inschenken

Zeg dat je een loopneus hebt in het Engels.

Leerdoel behaald?
Ik kan praten over hoe ik me voel in het Engels

1. Yes
2. Almost, I need to repeat the words and sentences.
3. No, I need to study the words and sentences.

Learning goals week 2

1. Ik kan praten over hoe ik mij voel in een schrijfopdracht.

2. Ik kan de past continuous en past simple in een zin gebruiken.

Weekplanner week 2

Do: 
- exercise 24 en inleveren via teams opdrachten (zelfstandig).
- exercise 35 & 36  (zelfstandig).
- exercises 34 & 37 (klassikaal).
- Lesson Up grammar 3A + 3B (klassikaal.

Weekplanner week 2

Study:
- leren stone 5 op blz 120 en vertalingen op magister bronnen.

- herhalen onregelmatige werkwoorden herhalen 1 t/m 102.

Uitleg exercise 24

- blz 91 tekst/werkboek A. 

- tekst uit onderdeel C nog een keer lezen. 
- schrijfopdracht in het Engels maken (geen google translate gebruiken).
- typen in Word & opslaan op je Onedrive.
- inleveren via magister opdrachten.

Uitleg Grammar 3A

- we maken eerst exercise 34 op blz 96.
- vul je antwoorden in bij 29a, b, c en d.
- hierna volgen een aantal dia's met uitleg over grammar 3A.

Grammar 3A: past continuous

-De past continuous is een vorm van de verleden tijd, net als de past simple van vorig hoofdstuk. 
- Je gebruikt deze verleden tijd als je zegt dat iets voor langere tijd in het verleden aan de gang was. Het is nu afgelopen.

- Wat doe je met de wwen?
was/were + (werkwoord + ing)

Examples past continous

Yesterday I was reading a book.
She was enjoying the party.
We were watching the match on TV.

Je kiest was of were, afhankelijk van het persoonlijk vnw.
Aan het tweede werkwoord voeg je + ing toe. 

Was of were?

I was - Ik was
You were - Jij, u was
He/she/it was - Hij/Zij/Het was
We were - Wij waren
You were - Jullie waren
They were - Zij waren

James ....... (take) the car to go to work.

1. was taking
2. was takeing
3. were taking
4. were takeing

They ..........(talk) for a long time.

1. was talking
2. were talking

Let goed op!

-Je kiest eerst uit was/were. Welke past bij het persoonlijk vnw?
- Je voegt altijd -ing toe aan het tweede werkwoord.
Er is een spellingsregel:
- eindigt een werkwoord op een -e? Dan haal je die weg en dan voeg je +ing toe.
create > creating.

Zelfstandig werken

Maak nu exercise 35 & 36 zelfstandig in je werboek op blz 97. 
Deze opdracht dien je voor deze week te maken. Maak deze voor de tweede les van deze week, aangezien we dan dieper in gaan op deze grammar.